Het lijkt wel of de tijd in het weekend sneller gaat dan doordeweeks.
Het lijkt wel of de tijd in het weekend sneller gaat dan doordeweeks.
WWG/NWG
OW
LV
MW
VZV
BWB
Slide 7 - Tekstslide
Het lijkt wel of de tijd in het weekend sneller gaat dan doordeweeks.
Het lijkt wel of de tijd in het weekend sneller gaat dan doordeweeks.
WWG/NWG lijkt [wel]
OW het (voorlopig onderwerp)
LV
MW
VZV
BWB
Soms staat de onderwerpszin aan het eind van de samengestelde zin en begint de hele zin met Het. HET is het voorlopig onderwerp.
Met het en of de tijd in het weekend sneller gaat dan doordeweeks wordt hetzelfde bedoeld.
Slide 8 - Tekstslide
Mees heeft er spijt van dat hij zo onaardig is geweest tegen Emine.
Mees heeft er spijt van dat hij zo onaardig is geweest tegen Emine.
WWG/NWG
OW
LV
MW
VZV
BWB
Slide 9 - Tekstslide
Mees heeft er spijt van dat hij zo onaardig is geweest tegen Emine.
Mees heeft er spijt van dat hij zo onaardig is geweest tegen Emine.
WWG/NWG
OW
LV
MW
VZV
BWB
Slide 10 - Tekstslide
Heb jij ook gehoord dat we een vervanger krijgen voor natuurkunde?
Heb jij ook gehoord dat we een vervanger krijgen voor natuurkunde?
WWG/NWG
OW
LV
MW
VZV
BWB
Slide 11 - Tekstslide
Heb jij ook gehoord dat we een vervanger krijgen voor natuurkunde?
Heb jij ook gehoord dat we een vervanger krijgen voor natuurkunde?
WWG/NWG
OW
LV
MW
VZV
BWB
Slide 12 - Tekstslide
Waarom Duncan altijd de nieuwste telefoon wil hebben, is mij een raadsel.
Waarom Duncan altijd de nieuwste telefoon wil hebben, is mij een raadsel.
WWG/NWG
OW
LV
MW
VZV
BWB
Slide 13 - Tekstslide
Waarom Duncan altijd de nieuwste telefoon wil hebben, is mij een raadsel.
Waarom Duncan altijd de nieuwste telefoon wil hebben, is mij een raadsel.
WWG/NWG
OW
LV
MW
VZV
BWB
Slide 14 - Tekstslide
Docenten gaan er altijd van uit dat je genoeg tijd hebt om huiswerk te maken.
Docenten gaan er altijd van uit dat je genoeg tijd hebt om huiswerk te maken.
WWG/NWG
OW
LV
MW
VZV
BWB
Slide 15 - Tekstslide
Docenten gaan er altijd van uit dat je genoeg tijd hebt om huiswerk te maken.
Docenten gaan er altijd van uit dat je genoeg tijd hebt om huiswerk te maken.
WWG/NWG gaan uit (ervan uitgaan)
OW
LV
MW
VZV
BWB
Slide 16 - Tekstslide
Voordat mijn vader zijn eigen bedrijf oprichtte, werkte hij als conducteur.
Voordat mijn vader zijn eigen bedrijf oprichtte, werkte hij als conducteur.
WWG/NWG
OW
LV
MW
VZV
BWB
Slide 17 - Tekstslide
Lana wil later worden wat haar moeder ook is: advocaat.
Lana wil later worden wat haar moeder ook is: advocaat.
WWG/NWG wil [......................................] worden.
OW
LV
MW
VZV
BWB
Een gezegdezin is altijd het naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde. wil is het hulpwerkwoord, worden is het hoofdwerkwoord
Slide 18 - Tekstslide
De onderwerpszin (ondzin)
Wie nu snel aan het werk gaat, heeft straks het huiswerk af.
Deze persoon heeft straks zijn huiswerk af.
Het is me niet verteld dat ik mijn huiswerk moest maken.
Soms staat de onderwerpszin aan het eind van de samengestelde zin en begint de hele zin met Het.
Het lijkt wel of de tijd in het weekend sneller gaat dan doordeweeks
Slide 19 - Tekstslide
De lijdendvoorwerpszin (lvzin)
Ik had wel verwacht dat ik mijn huiswerk deze les af zou krijgen.
Ik had dat wel verwacht.
Een lijdendvoorwerpszin begint vaak met het onderschikkende voegwoord dat of of. Sommige lijdendvoorwerpszinnen beginnen niet met een voegwoord, maar met wat of wie.
Ik vraag wel even wat we moeten doen.
Ik vraag dat wel even.
Slide 20 - Tekstslide
De gezegdezin (gezzin)
Een gezegdezin is altijd het naamwoordelijk deel van het naamwoordelijk gezegde.
Het is zoals jij me dat had gezegd.
Het is waar.
Slide 21 - Tekstslide
De meewerkendvoorwerpszin (mvzin)
Wie zich niet gedraagt, kun je een schop geven.
Hem kun je een schop geven.
Meewerkendvoorwerpszinnen beginnen altijd met (aan/voor) wie.
Slide 22 - Tekstslide
De voorzetselvoorwerpszin (vzvzin)
Reken er maar op dat hij op tijd komt.
Reken daar maar op.
Slide 23 - Tekstslide
De bijwoordelijke bijzin (bwbzin)
Sinds er computers bestaan is het verbeteren van teksten veel makkelijker geworden.
Sindsdien is het verbeteren van teksten veel makkelijker geworden.
Slide 24 - Tekstslide
Bijvoeglijke bijzin
Een bijvoeglijke bijzin en een deel van een zinsdeel.
Verschil met de andere bijzinnen zoals onderwerpszin en lijdendvoorwerpszin: Ze zijn geen eigen zinsdeel, maar geven extra informatie.
De jongen uit 3A, die al een tijd ziek was, is naar een andere school gegaan.
Waarom hij gegaan is, is niet duidelijk.
Slide 25 - Tekstslide
bijvoeglijke bijzin
Begint met een betrekkelijk voornaamwoord of met een voorzetsel. Soms ook een bijwoord.
De jongen uit 3A, die al een tijd ziek was, is naar een andere school gegaan.
De buurvrouw, op wie ik erg boos ben, gaat eindelijk verhuizen.
Ken jij een school, waar je geen huiswerk hoeft te maken?
Slide 26 - Tekstslide
huiswerk
opdracht: 2, 3 (4)
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Deze les
Absenten (via Teams les)
Hoe schrijf je...
Nakijken
Beknopte bijzin
Verkeerd aansluitende beknopte bijzin
huiswerk
Slide 29 - Tekstslide
absenten
Slide 30 - Tekstslide
cafétje (ga op de tafel zitten)
cafeetje (ga staan)
Slide 31 - Tekstslide
cafeetje
Bij de verkleinvorm van woorden die op é eindigen, vervalt het accent en wordt de e verdubbeld: het is cafeetje, canapeetje, comiteetje, coupeetje en souffleetje. Ook schemaatje, autootje en accuutje zijn juist.
Slide 32 - Tekstslide
nakijken
Slide 33 - Tekstslide
beknopte bijzin
beknopt is een ander woord voor samengevat
Slide 34 - Tekstslide
Beknopte bijzin
Een beknopte bijzin is een bijzin die korter is opgeschreven, dus beknopt. Net als een gewone bijzin is het een deel van de hoofdzin.
Van een beknopte bijzin kun je een volledige bijzin maken. Dit doe je door er een onderwerp en een persoonsvorm aan toe te voegen. Het onderwerp van de bijzin moet hetzelfde zijn als het onderwerp van de hoofdzin.
Slide 35 - Tekstslide
kenmerken
De kenmerken van een beknopte bijzin zijn:
het onderwerp ontbreekt;
de persoonsvorm ontbreekt;
er is een deelwoord (voltooid of onvoltooid), of een combinatie te + infinitief aanwezig.
normaal gesproken heeft een goede zin een OW en PV, een beknopte bijzin is hier dus een uitzondering van.
Slide 36 - Tekstslide
voorbeeld
We hebben geleerd onze rommel op te ruimen.
Je kunt hier ook van maken
We hebben geleerd dat we onze rommel op moeten ruimen
Slide 37 - Tekstslide
voorbeeld
Mopperend ruimen we de troep op
Je kunt hier ook van maken
Terwijl we aan het mopperen zijn, ruimen we onze troep op.
Slide 38 - Tekstslide
hoe te vormen?
We hebben geleerd onze rommel op te ruimen.
infinitief +te
Mopperend ruimen we de troep op
onvoltooid deelwoord
OF een voltooid deelwoord
Slide 39 - Tekstslide
voorbeeld
Gechipt en ontwormd kon ik mijn puppy ophalen bij de dierenarts.
Nadat de dierenarts de puppy gechipt en ontwormd had, kon ik mijn puppy ophalen bij de dierenarts.
Slide 40 - Tekstslide
Foute beknopte bijzinnen
Belangrijk is dat het onderwerp van de beknopte bijzin (die er dus niet letterlijk staat) hetzelfde is als het onderwerp van de hoofdzin.
Film kijkend, bracht mijn moeder mij een glas cola.
Terwijl ik een film keek, bracht mijn moeder mij een glas cola
Slide 41 - Tekstslide
huiswerk
4, 5, 6, 7
Slide 42 - Tekstslide
Slide 43 - Tekstslide
Deze les
absenten
hoe spel je...
opdracht 3 samen een paar zinnen
opdracht 6 een paar zinnen
huiswerk
Slide 44 - Tekstslide
absenten
Slide 45 - Tekstslide
hoe spel je...
websiteje (ga op je tafel zitten)
websitetje (ga naast je stoel staan)
Slide 46 - Tekstslide
De juiste vorm is websiteje. Daarmee sluiten we het dichtst aan bij de uitspraak. In de uitspraak eindigt website op een t: [wepsait]. Daarachter plaatsen we de uitgang -je (vergelijk geit - geitje). Als we niet de uitspraak maar de spelling als uitgangspunt zouden nemen, zou websitetje logischer zijn. Na woorden op een klinker volgt immers de verkleinuitgang -tje (antennetje, façadetje, anekdotetje). Maar websitetje leidt tot een verkeerde uitspraak.
Slide 47 - Tekstslide
a. Ziad is trots op het hoge cijfer dat hij voor scheikunde heeft gehaald
Slide 48 - Tekstslide
c. Dit boek begint met een stukje waarin de ik-persoon vertelt over zijn vakantie.
Deze bijzin begint met een (voornaamwoordelijk) bijwoord. Daarom moeilijker te vinden.
Slide 49 - Tekstslide
Zelfs Pien, die normaal gesproken altijd aan het kletsen is, was nu even stil.
Slide 50 - Tekstslide
De man aan wie veel mensen hun spaargeld hadden gegeven, is spoorloos verdwenen.
Deze bijzin begint met een VZ
Slide 51 - Tekstslide
vervangen door BVB
Slide 52 - Tekstslide
Zelfs Pien, die normaal gesproken altijd aan het kletsen is, was nu even stil.
De altijd kletsende Pien was nu even stil.
Slide 53 - Tekstslide
De docent geschiedenis, met wie ik een goede band heb, gaat volgend jaar met ons mee op werkweek.
En hier? Moeilijk, want je kunt hier niets, als je de betekenis niet een beetje verandert.
Slide 54 - Tekstslide
opdracht 6
1. Licht geïrriteerd vroeg de docente wie er zo zat te lachen.
2. Dat verwende kind is gewend altijd zijn zin te krijgen.
3. Luid hinnikend kwam het paard vlak voor de hindernis tot stilstand.