Woordenschat BIN 3.4 en 3.5

Begrippen 3.4 en 3.5 
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Begrippen 3.4 en 3.5 

Slide 1 - Tekstslide

Beschrijf cultuur in je eigen woorden.

Slide 2 - Open vraag

Gebruiken of gewoonten die van generatie op generatie worden doorgegeven noem je:
A
subcultuur
B
traditie
C
tegencultuur

Slide 3 - Quizvraag

Nederland is een multicultureel land, wat betekent dat mensen met verschillende culturen samenleven. Dat er zo veel verschillende culturen te vinden zijn in Nederland, komt bijvoorbeeld door migratie.
Dit noemen wij een multiculturele samenleving.
A
niet waar
B
waar

Slide 4 - Quizvraag

Binnen een grote groep met dezelfde cultuur vind je kleinere groepen met eigen normen, waarden of gewoonten. Welk woord hoort hierbij?
A
tegencultuur
B
subcultuur
C
dominante cultuur

Slide 5 - Quizvraag

Het wereldwijd worden of maken van productie, producten, mensen, communicatie en ideeën noem je:
A
globalisering
B
lange processen
C
bedrijfscultuur

Slide 6 - Quizvraag

De bestaande cultuur verandert niet, de nieuwkomer past zich volledig aan. Hoe noem je dit?

A
segregatie
B
integratie
C
assimilatie

Slide 7 - Quizvraag

Een verhuizing waarbij iemand zich in een ander land vestigt noem je:
A
emigratie
B
immigratie

Slide 8 - Quizvraag

Tolerant zijn betekent de bereidheid om afwijkend gedrag en afwijkende meningen te accepteren.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Over welke begrippen zou jij meer uitleg willen krijgen voor de toets?

Slide 10 - Woordweb