H3: Terugblik

Hoofdstuk 3:
Terugblik

Deltion ICT Lyceum
2024-2025
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3:
Terugblik

Deltion ICT Lyceum
2024-2025

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik vorige les
▸ Afronding van het thema-uur
     Terugblik vorige les

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik op §3.1
Persoonlijke identiteit
Dit is het beeld dat je van jezelf hebt. Het bestaat uit eigenschappen en kenmerken die jou uniek maken, zoals je persoonlijkheid, achtergrond en ervaringen.
Labels
Dit zijn vaak eenvoudige woorden of beschrijvingen die mensen op elkaar plakken, soms terecht maar vaak ook niet. Bijvoorbeeld, iemand kan bestempeld worden als "stil" of "uitbundig." In de les wordt besproken hoe het voelt als anderen je zo zien, en hoe jij jezelf werkelijk ziet.

Slide 3 - Tekstslide

Persoonlijke identiteit: Dit is het beeld dat je van jezelf hebt. Het bestaat uit eigenschappen en kenmerken die jou uniek maken, zoals je persoonlijkheid, achtergrond en ervaringen.

Labels: Dit zijn vaak eenvoudige woorden of beschrijvingen die mensen op elkaar plakken, soms terecht maar vaak ook niet. Bijvoorbeeld, iemand kan bestempeld worden als "stil" of "uitbundig." In de les wordt besproken hoe het voelt als anderen je zo zien, en hoe jij jezelf werkelijk ziet.
Terugblik op §3.2
Sociale identiteit
Dit gaat over wie je bent in relatie tot anderen en de groepen waartoe je behoort. Je sociale identiteit kan bijvoorbeeld anders zijn in een vriendengroep dan in een klas.
Groepsgedrag
Dit is het gedrag dat je vertoont binnen een groep. Soms pas je je aan omdat iedereen in de groep zich op een bepaalde manier gedraagt. Dit kan positief zijn (zoals samenwerken) of negatief (zoals "kuddegedrag," waarbij je zonder na te denken anderen volgt).

Slide 4 - Tekstslide

Sociale identiteit: Dit gaat over wie je bent in relatie tot anderen en de groepen waartoe je behoort. Je sociale identiteit kan bijvoorbeeld anders zijn in een vriendengroep dan in een klas.

Groepsgedrag: Dit is het gedrag dat je vertoont binnen een groep. Soms pas je je aan omdat iedereen in de groep zich op een bepaalde manier gedraagt. Dit kan positief zijn (zoals samenwerken) of negatief (zoals "kuddegedrag," waarbij je zonder na te denken anderen volgt).

Vrijheid en verantwoordelijkheid: In een groep heb je vaak de vrijheid om jezelf te zijn, maar ook de verantwoordelijkheid om rekening te houden met anderen. Dit kan soms botsen, bijvoorbeeld wanneer je jezelf wilt uitdrukken, maar anderen zich daaraan kunnen storen​.
Terugblik op §3.3
Normen
Dit zijn gedragsregels over hoe je je hoort te gedragen, zoals beleefd zijn of anderen respecteren. Normen verschillen per groep of situatie. Bijvoorbeeld, stil zijn in de bibliotheek is een norm, net als wachten op je beurt in een winkel.
Waarden
Dit zijn de ideeën of idealen die belangrijk worden gevonden, zoals eerlijkheid, respect en vrijheid. Ze vormen de basis van normen. Als beleefdheid een waarde is, dan hoort "met twee woorden spreken" bijvoorbeeld bij de norm die daaruit volgt.
Socialisatie
Dit is het proces waarin je de normen en waarden van je omgeving leert. Vanaf jonge leeftijd leer je van je familie, vrienden en school hoe je je in verschillende situaties gedraagt.

Slide 5 - Tekstslide

Normen: Dit zijn regels over hoe je je hoort te gedragen, zoals beleefd zijn of anderen respecteren. Normen verschillen per groep of situatie. Bijvoorbeeld, stil zijn in de bibliotheek is een norm, net als wachten op je beurt in een winkel.

Waarden: Dit zijn de ideeën of idealen die belangrijk worden gevonden, zoals eerlijkheid, respect en vrijheid. Ze vormen de basis van normen. Als beleefdheid een waarde is, dan hoort "met twee woorden spreken" bijvoorbeeld bij de norm die daaruit volgt.

Socialisatie: Dit is het proces waarin je de normen en waarden van je omgeving leert. Vanaf jonge leeftijd leer je van je familie, vrienden en school hoe je je in verschillende situaties gedraagt.

Belangrijke begrippen:
  • Cultuur
  • Subcultuur
  • Tegencultuur
  • Globalisering
Terugblik op §3.4

Slide 6 - Tekstslide

Cultuur: Dit zijn de gewoontes, regels, en gebruiken die mensen in een groep delen. Voorbeelden hiervan zijn taal, kleding, eten, en feestdagen.

Subcultuur: Dit is een kleinere groep binnen een grotere cultuur met eigen kenmerken. Denk bijvoorbeeld aan jongeren die skaten, die kunnen een eigen stijl en muziekvoorkeur hebben.

Tegencultuur: Dit is een subcultuur die zich afzet tegen de normen van de dominante cultuur. Dit kan een groep zijn die zich verzet tegen regels of op een andere manier leeft.

Globalisering: Dit houdt in dat mensen, ideeën, en producten steeds makkelijker over de hele wereld verspreid worden. Hierdoor lijken culturen soms meer op elkaar, bijvoorbeeld door internationale muziek of mode.
Belangrijke begrippen:
  • Immigratie
  • Emigratie
  • Integratie
  • Segregatie
  • Assimilatie
Terugblik op §3.5

Slide 7 - Tekstslide

Immigratie: Mensen die vanuit een ander land naar Nederland komen om hier te wonen of te werken.

Emigratie: Nederlanders die ervoor kiezen om in een ander land te gaan wonen.

Integratie: Dit houdt in dat nieuwkomers delen van de Nederlandse cultuur overnemen, terwijl ze ook hun eigen cultuur behouden.

Segregatie: Groepen leven apart van elkaar zonder veel contact.

Assimilatie: Nieuwkomers passen zich helemaal aan de Nederlandse cultuur aan en nemen weinig van hun eigen cultuur mee.
Terugblik op §3.6
Diversiteit
Dit betekent dat mensen van elkaar verschillen op veel vlakken. Dit kan gaan over uiterlijk, cultuur, leeftijd, religie, en meer.

Slide 8 - Tekstslide

Diversiteit: Dit betekent dat mensen van elkaar verschillen op veel vlakken. Dit kan gaan over uiterlijk, cultuur, leeftijd, religie, en meer.

Sekse en gender: Sekse is het biologische geslacht (man of vrouw), terwijl gender gaat over hoe iemand zich identificeert, wat niet altijd hetzelfde is als hun sekse.

Etnische afkomst: Dit verwijst naar iemands culturele achtergrond en de regio waar hun familie vandaan komt, zoals bijvoorbeeld Afrikaans, Aziatisch of Europees.

Religie: Mensen kunnen verschillende geloven aanhangen, zoals het christendom, de islam, het hindoeïsme, enzovoort.

Belangrijke begrippen:
  • Discriminatie
  • Vooroordelen
  • Stereotypen
Terugblik op §3.7

Slide 9 - Tekstslide

Discriminatie: Dit is iemand anders behandelen op basis van kenmerken zoals huidskleur, geslacht, of geloof, zonder dat hier een reden voor is.

Stereotypen: Dit zijn vaste beelden of ideeën over een groep mensen, vaak gebaseerd op aannames, zoals denken dat alle jongeren hetzelfde gedrag vertonen.

Vooroordelen: Een oordeel dat je over iemand hebt zonder dat je die persoon echt kent, vaak gebaseerd op stereotypen.
Welke begrip(pen) vond
je nog lastig?

Slide 10 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies


Zet de toets klaar
in CumLaude


Ga naar de map
'sociaal-maatschappelijke dimensie' in de
studieroute Burgerschap KLAS.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Toetscode:


servicedesk

Klaar? Maak de opdrachten uit je
werkboek of de portfolio-opdracht af.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies