verwijswoorden

Wat weet jij nog van de hoofdgedachte van een tekst?
1 / 12
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat weet jij nog van de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 1 - Open vraag

onderwerp en hoofdgedachte
Een tekst heeft natuurlijk altijd een ONDERWERP.
Daarnaast heeft elke tekst een HOOFDGEDACHTE.


De hoofdgedachte van een tekst vertelt in één zin de belangrijkste boodschap van de tekst.

Slide 2 - Tekstslide

Verwijswoorden

Slide 3 - Tekstslide

Het was eindelijk vakantie. Sander werd wakker en Sander besefte dat Sander kon gaan doen wat Sander wilde. Zou Sander eerst met Sanders beste vriend gaan gamen? Sander vond dat een goed idee en zocht Sanders mobiel om Sanders vriend te appen.

Slide 4 - Tekstslide

Het was eindelijk vakantie. Sander werd wakker en Sander besefte dat Sander kon gaan doen wat Sander wilde. Zou Sander eerst met Sanders beste vriend gaan gamen? Sander vond dat een goed idee en zocht Sanders mobiel om Sanders vriend te appen.

Het was eindelijk vakantie. Sander werd wakker en hij besefte dat hij kon gaan doen wat hij wilde. Zou hij eerst met zijn beste vriend gaan gamen? Sander vond dat een goed idee en zocht zijn mobiel om zijn vriend te appen.

Slide 5 - Tekstslide

Max wil het werkstuk over de Romeinse bouwwerken een week eerder inleveren, omdat Max het werkstuk over de Romeinse bouwwerken al helemaal af heeft.

Hoe kan dit beter??



Slide 6 - Tekstslide

Max wil het werkstuk over de Romeinse bouwwerken een week eerder inleveren, omdat Max het werkstuk over de Romeinse bouwwerken al helemaal af heeft.

Hoe kan dit beter??

Max wil het werkstuk over de Romeinse bouwwerken een week eerder inleveren, omdat hij het al helemaal af heeft.


Slide 7 - Tekstslide

Huiswerk:
Opdr 5, 6 en 7, blz 207 t/m 209

Slide 8 - Tekstslide

 1 In mijn agenda, … ik altijd bij me heb, houd ik al mijn afspraken bij.
  2 Guido vroeg zich af of zijn ouders … wel hadden horen thuiskomen.
  3 Mijn zusje vindt haar hartsvriendin, … in dezelfde klas zit, de allerliefste.
  4 Dat liedje ken ik wel, maar ik weet niet van wie … is.
  5 Roza heeft eindelijk een baantje gevonden … ze leuk vindt.
  6 De katten kwamen aangelopen toen … het rammelen van de brokjes in de verte hoorden.

Slide 9 - Tekstslide

 1 In mijn agenda, die ik altijd bij me heb, houd ik al mijn afspraken bij.
  2 Guido vroeg zich af of zijn ouders hem wel hadden horen thuiskomen.
  3 Mijn zusje vindt haar hartsvriendin, die in dezelfde klas zit, de allerliefste.
  4 Dat liedje ken ik wel, maar ik weet niet van wie het is.
  5 Roza heeft eindelijk een baantje gevonden dat ze leuk vindt.
  6 De katten kwamen aangelopen toen ze het rammelen van de brokjes in de verte hoorden.

Slide 10 - Tekstslide

Let op:

Soms verwijzen woorden ook terug naar een hele zin!

Ons voetbalteam heeft de finale van het voetbaltoernooi gewonnen. Dat vind ik een geweldige prestatie!

Waarnaar verwijst 'dat' ?

Slide 11 - Tekstslide

Let op:

Soms verwijzen woorden ook terug naar een hele zin!

Ons voetbalteam heeft de finale van het voetbaltoernooi gewonnen. Dat vind ik een geweldige prestatie!

Waarnaar verwijst 'dat' ?

Slide 12 - Tekstslide