Module 3 1.1 en 1.2

Break - even
A
TO=TK
B
qv=qa
C
MO=MK
D
MO=0
1 / 34
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Break - even
A
TO=TK
B
qv=qa
C
MO=MK
D
MO=0

Slide 1 - Quizvraag

Maximale winst
A
TO=TK
B
qv=qa
C
MO=MK
D
MO=0

Slide 2 - Quizvraag

Evenwichtsprijs
A
TO=TK
B
qv=qa
C
MO=MK
D
MO=0

Slide 3 - Quizvraag

Maximale omzet
A
TO=TK
B
qv=qa
C
MO=MK
D
MO=0

Slide 4 - Quizvraag

Lesdoelen
Aan het einde van de les weet ja wat het verschil is tussen een concrete en abstracte markt, ken je de verschillende kenmerken van een markt  en ken je de verschillende marktvormen..

Slide 5 - Tekstslide

Abstracte- of concrete markt

Slide 6 - Tekstslide

Tekst
Bijv. oliemarkt

Bijv. weekmarkt (bakker)
Abstracte markt
Concrete markt

Slide 7 - Sleepvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

0

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Overzicht marktvormen

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Is Coca Cola een homogeen of heterogeen product?
A
Homogeen product
B
Heterogeen product

Slide 18 - Quizvraag

Wat is suiker?
A
Homogeen product
B
Heterogeen product

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een auto?
A
Homogeen product
B
Heterogeen product

Slide 20 - Quizvraag

Is de vermogensmarkt een abstracte markt of een concrete markt?
A
Abstracte markt
B
Concrete markt

Slide 21 - Quizvraag

Welke markt kan je bezoeken?
A
Concrete Markt
B
Abstracte Markt

Slide 22 - Quizvraag

welke markt zie je?
A
concrete markt
B
abstracte markt

Slide 23 - Quizvraag

De telecommarkt is een ...
A
concrete markt.
B
abstracte markt.

Slide 24 - Quizvraag

Welke product/dienst wordt geproduceerd op een markt met een relatief hoge toetredingsdrempel?
A
aardgas
B
brood
C
haar knippen
D
melk

Slide 25 - Quizvraag

Wie heeft, gelet op het type product, de meeste invloed op de eigen verkoopprijs?
A
boer die prei verbouwt
B
supermarkt die coca cola verkoopt
C
bakker die een grof volkoren verkoopt
D
Kunstschilder die een eigen schilderij verkoopt

Slide 26 - Quizvraag

Welk product is het meest heterogeen?
A
computer
B
aardgas
C
melk
D
water

Slide 27 - Quizvraag

Wat is een auto?
A
Homogeen product
B
Heterogeen product

Slide 28 - Quizvraag

Kies de juiste voorbeelden van een concrete markt.
A
Veilingsite
B
huizenmarkt
C
braderie
D
wereldgraanmarkt

Slide 29 - Quizvraag

Wie heeft, gelet op het type product, de meeste invloed op de eigen verkoopprijs?
A
boer die bloemkool verbouwt
B
popgroep die in de arena optreed
C
supermarkt die brood verkoopt
D
bakker die grof volkoren verkoopt

Slide 30 - Quizvraag

Lesdoelen
Aan het einde van de les weet ja wat het verschil is tussen een concrete en abstracte markt en ken je de verschillende kenmerken van een markt.

Slide 31 - Tekstslide

In welke mate zijn de lesdoelen behaalt?
0100

Slide 32 - Poll

Zijn er nog vragen en/of onduidelijkheden?

Slide 33 - Open vraag

Huiswerk
Digitaal maken module 3 hoofdstuk 1 vraag 1 t/m 7

Slide 34 - Tekstslide