In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Break - even
A
TO=TK
B
qv=qa
C
MO=MK
D
MO=0
Slide 1 - Quizvraag
Maximale winst
A
TO=TK
B
qv=qa
C
MO=MK
D
MO=0
Slide 2 - Quizvraag
Evenwichtsprijs
A
TO=TK
B
qv=qa
C
MO=MK
D
MO=0
Slide 3 - Quizvraag
Maximale omzet
A
TO=TK
B
qv=qa
C
MO=MK
D
MO=0
Slide 4 - Quizvraag
Lesdoelen
Aan het einde van de les weet ja wat het verschil is tussen een concrete en abstracte markt, ken je de verschillende kenmerken van een markt en ken je de verschillende marktvormen.
Slide 5 - Tekstslide
Abstracte- of concrete markt
Slide 6 - Tekstslide
Tekst
Bijv. oliemarkt
Bijv. weekmarkt (bakker)
Abstracte markt
Concrete markt
Slide 7 - Sleepvraag
Slide 8 - Tekstslide
marktvormen
Slide 9 - Tekstslide
0
Slide 10 - Video
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Marktvormen
De marktstructuur bepaalt de marktvorm.
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Is Coca Cola een homogeen of heterogeen product?
A
Homogeen product
B
Heterogeen product
Slide 17 - Quizvraag
Wat is suiker?
A
Homogeen product
B
Heterogeen product
Slide 18 - Quizvraag
Wat is een auto?
A
Homogeen product
B
Heterogeen product
Slide 19 - Quizvraag
Is de vermogensmarkt een abstracte markt of een concrete markt?
A
Abstracte markt
B
Concrete markt
Slide 20 - Quizvraag
Welke markt kan je bezoeken?
A
Concrete Markt
B
Abstracte Markt
Slide 21 - Quizvraag
welke markt zie je?
A
concrete markt
B
abstracte markt
Slide 22 - Quizvraag
De telecommarkt is een ...
A
concrete markt.
B
abstracte markt.
Slide 23 - Quizvraag
Welke product/dienst wordt geproduceerd op een markt met een relatief hoge toetredingsdrempel?
A
aardgas
B
brood
C
haar knippen
D
melk
Slide 24 - Quizvraag
Wie heeft, gelet op het type product, de meeste invloed op de eigen verkoopprijs?
A
boer die prei verbouwt
B
supermarkt die coca cola verkoopt
C
bakker die een grof volkoren verkoopt
D
Kunstschilder die een eigen schilderij verkoopt
Slide 25 - Quizvraag
Welk product is het meest heterogeen?
A
computer
B
aardgas
C
melk
D
water
Slide 26 - Quizvraag
Kies de juiste voorbeelden van een concrete markt.
A
Veilingsite
B
huizenmarkt
C
braderie
D
wereldgraanmarkt
Slide 27 - Quizvraag
Wie heeft, gelet op het type product, de meeste invloed op de eigen verkoopprijs?
A
boer die bloemkool verbouwt
B
popgroep die in de arena optreed
C
supermarkt die brood verkoopt
D
bakker die grof volkoren verkoopt
Slide 28 - Quizvraag
Kies het product dat in de ogen van consumenten homogene goederen zijn.
A
boeken
B
cola
C
prei
D
maaltijd in een restaurant
Slide 29 - Quizvraag
Lesdoelen
Aan het einde van de les weet ja wat het verschil is tussen een concrete en abstracte markt, ken je de verschillende kenmerken van een markt en ken je de verschillende marktvormen.
Slide 30 - Tekstslide
In welke mate zijn de lesdoelen behaalt?
Slide 31 - Poll
Zijn er nog vragen en/of onduidelijkheden?
Slide 32 - Open vraag
Huiswerk
Digitaal maken module 3 hoofdstuk 1 vraag 1 t/m 11