Oefentoets paragraaf 4.1 t/m 4.3

Karel de Grote was keizer in de 9e eeuw. Deze liep van het jaar.......tot.......
A
900-1000
B
800-900
C
700-800
D
900-1000
1 / 33
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Karel de Grote was keizer in de 9e eeuw. Deze liep van het jaar.......tot.......
A
900-1000
B
800-900
C
700-800
D
900-1000

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg in je eigen woorden uit wat het begrip leenstelsel betekent

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de kaart. Welk huidig land hoorde NIET bij het rijk van Karel de Grote?
A
Frankrijk
B
Nederland
C
Italië
D
Spanje

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De tijd van monniken en ridders loopt van ...............tot....................
A
400-500
B
500-1000
C
0-500
D
500-1500

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees de bron.
Wat voor soort verandering was de invoering van munten in de tijd van Karel de Grote?
A
Politiek
B
Economisch
C
Religieus
D
Geen van allen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hiernaast zie je een domein. Wie was de baas van een domein?
A
Een horige
B
Een vrije boer
C
Een landheer
D
de burgemeester

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze middeleeuwse kalender laat zien wanneer welk werk op het land moest worden gedaan. Welk begrip past hier het beste bij?
A
Domein
B
Herendiensten
C
Horige
D
Werkzaamheden

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk begrip past goed bij: Boer die geen eigen grond had, maar die moest werken op het land van de heer en die de grond van de heer niet mocht verlaten zonder zijn toestemming.
A
Vrije boer
B
Horige
C
Slaaf
D
Domeinboer

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar was het hoofdkwartier van Karel de Grote?
A
Brussel
B
Aken
C
Parijs
D
Madrid

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was de taak van de heer van een domein?
A
Belasting betalen aan de kerk
B
Zorgen dat de horigen goede christenen waren
C
Een deel van de oogst verdelen onder de horigen
D
De horigen beschermen

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Karel de Grote regeerde over......
A
heel Europa
B
bijna heel West-Europa
C
bijna heel Oost-Europa
D
Europa en het Midden-Oosten

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees en bekijk de bron. Wat beloofde een leenman en wat kreeg hij daarvoor terug?
A
Hij beloofde trouw te zijn aan de koning. In ruil daarvoor kreeg hij een stuk land in leen.
B
Hij beloofde belasting te betalen. In ruil daarvoor kreeg hij bescherming.
C
Hij beloofde christen te worden, in ruil daarvoor kreeg hij geld.
D
Hij beloofde te werken op het land van de koning. In ruil daarvoor kreeg hij bescherming.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de bron. Waar hoort een graaf of hertog bij?
A
Leenheer
B
Leenman
C
Horigen
D
Geen van allen

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de bron. Waar hoort Karel de Grote bij?
A
Leenheer
B
Achterleenman
C
Leenman
D
Horigen

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin over het leenstelsel is NIET juist?
A
Leenmannen bestuurden het land van Karel de Grote
B
Leenmannen legden een eed van trouw af
C
Leenmannen kregen een salaris van Karel de Grote
D
Op een leen werkten horigen op het land

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees de bron. Welke zin is juist?
A
Ridders hadden in de tijd van Karel de Grote veel aanzien
B
Alleen als je van adel was kon je ridder worden
C
Elke boerenzoon kon ridder worden
D
Ridders hoorden tot het jaar 1000 bij de adelstand

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees de bron en bedenk waarom leenmannen niet altijd blij waren met het voeren van oorlog.
A
Het was gevaarlijk
B
Ze mochten niet plunderen
C
Het koste veel geld
D
Ze waren veel te kort van huis

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De paus kroonde Karel de Grote in 800 tot keizer.
Welke reden had de paus daarvoor?
A
Karel had veroveringen aan de paus geschonken
B
Karel had de moslims uit Spanje verdreven
C
Karel had de paus veel geld geschonken
D
Karel had de paus beschermd

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lees de bron. Waarom werd de prijs van wapens en een uitrusting in de 8e eeuw berekend in koeien?
A
Er waren veel koeien
B
De adel-stand had veel koeien
C
De smid die wapens maakte, wilde graag koeien ontvangen
D
Er werd weinig geld gebruikt

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin hoort bij 'vrije boeren'?
A
Zij mochten het domein niet verlaten zonder toestemming.
B
Als er gevaar was hadden ze recht op bescherming van de heer
C
Ze hoefden geen deel van de oogst aan de heer te betalen
D
Ze hadden een eigen stuk land

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk beroep heeft Alwin?
A
Slager
B
Bakker
C
Boer
D
Verkoper

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke gebeurtenis wordt vaak gezien/genoemd als het begin van de tijd van monniken en ridders?
A
de kroning tot keizer van Karel de Grote
B
de val van het Romeinse Rijk
C
het einde van de vroege middeleeuwen
D
het einde van de standenmaatschappij

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was de taak van de geestelijkheid in de vroege middeleeuwen?
A
bidden voor de andere standen
B
vechten voor de andere standen
C
zorgen voor voedsel voor de andere standen
D
vechten om het geloof te verspreiden

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het Frankische Rijk versnipperde in vele kleine gebieden. Dit kwam door het leenstelsel want...
A
Een leenman ging zijn leengebied als zijn eigendom beschouwen en zijn zoons erfden dit van hem
B
Een leenman ging het leengebied verkopen aan de leenheer
C
Leenmannen luisterden niet langer naar de leenheer en veroverden meer gebieden
D
Leenmannen hadden geen gebied om te besturen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De bron is een tekening van een domein. Wat is GEEN voorbeeld uit de tekening waaraan je kunt zien dat het om een middeleeuws domein gaat en niet om een boerendorp van nu.
A
Er is sprake van land dat bebouwd wordt door horigen
B
Er is sprake van land van de heer.
C
Er is een vrije boer met een eigen boerderij.
D
Je ziet boerderijen

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat was de belangrijkste taak van een missionaris?
A
anderen helpen met Bijbelles
B
anderen bekeren tot het christendom
C
anderen meenemen op oorlogsmissie
D
de paus met raad en daad bijstaan

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de vroege middeleeuwen deden missionarissen bekeringswerk in het gebied dat nu Nederland is. Wie waren twee van die missionarissen?
A
Alcuin en Einhard
B
Bonifatius en Willibrord
C
Pepijn en Lodewijk
D
Leo III en Hadrianus I

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bonifatius werd in 754 vermoord bij
A
Emmeloord door Franken
B
Amsterdam door Friezen
C
Groningen door Duitsers
D
Dokkum door Friezen

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De middeleeuwen duurden van...
A
500-1500
B
500-1000
C
1000-1500
D
1000 -2000

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Omschrijf in je eigen woorden wat het drieslagstelsel inhoudt

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat bedoelen we met het hofstelsel?
hof is een ander woord voor boerderij

Slide 31 - Open vraag

Organisatie van het werk op een domein: een deel van de grond was van de heer en het andere deel werd verpacht aan horigen.
Welke standen bestonden er in de middeleeuwen?

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom hadden geestelijken veel invloed in de middeleeuwse samenleving?

Slide 33 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies