7.7 voedselproductie

7.7 voedselproductie
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

7.7 voedselproductie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel voedsel wordt er in Nederland per jaar door alle huishoudens samen weggegooid?
A
12,5 miljoen kilo
B
180 miljoen kilo
C
590 miljoen kilo
D
1,4 miljard kilo

Slide 2 - Quizvraag

Ongeveer een derde van al het voedsel dat op de wereld geproduceerd wordt, belandt uiteindelijk niet op het bord van consumenten. Dat schatten onderzoekers. Daaronder valt al het verlies dat plaatsvindt van productie tot en met aankoop door de consument. Een groot deel van deze verliezen wordt gelukkig nog wel nuttig gebruikt, bijvoorbeeld als veevoer.
Wat kan jij doen om voedselverspilling te voorkomen?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

LEERDOELEN
7.7
* je kent manieren waarop een optimale productie van voedsel kan worden verkregen
* je kent oorzaken en gevolgen van eutrofiëring en mogelijke oplossingen daarvoor


Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BEGRIPPENLIJST
persisent
accumulatie
biologisch afbreekbaar
uitspoelbaar
eutrofiëring
waterbloei
veredeling

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN manier om gewassen te beschermen tegen ziekten en plagen?
A
mechanische bestrijding
B
met natuurlijke vijanden
C
chemische bestrijding
D
met accumulatie

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geef de betekenis van het woord pesticide.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

biologische bestrijding
* natuurlijke vijanden
- sluipwesp 
- lieveheersbeestje
* lokken met geuren
* vruchtwisseling (wisselteelt)

Slide 9 - Tekstslide

 De vrouwelijke sluipwesp staat bekend als een insect dat haar eitjes in of op de pop van deze andere vliegen legt. Dit doet ze door haar ovipositor, ook wel legboor genoemd, in de pop te steken. Zij legt vervolgens meerdere eitjes. Als deze eitjes uitkomen, parasiteren de jonge larven van de sluipwesp op de poppen. Op deze manier wordt de vliegenplaag bij de bron aangepakt en wordt vliegenoverlast voorkomen.

Slide 10 - Link

Deze slide heeft geen instructies

de potentiële verspreiding
de cane toad

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welk proces zie je in de afbeelding?
A
accumulatie
B
resistentie
C
assimilatie
D
fotosynthese

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

bescherming tegen ziekten en plagen 
Sommige pesticiden zijn persistent
kan niet of zeer langzaam natuurlijk worden afgebroken

accumulatie: de pesticiden hopen op door de voedselketen heen

De biomassa neemt af in ieder trofisch niveau. De hoeveelheid pesticide blijft gelijk.
Toppredator krijgt hierdoor teveel pesticide binnen en kan ziek worden.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

accumulatie van persistente stoffen: ophoping van een stof in de hogere schakels van de keten

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DDT is een pesticide. Het is 1960. Een boer gebruikt al een aantal jaren DDT op zijn akkers. Tijdens een strenge winter vindt hij rondom zijn land meerdere dode roofvogels. Leg uit hoe DDT hiervan de oorzaak kan zijn.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is resistentie?
A
Het ongevoelig worden van een gewas voor een ziekteverwekker.
B
Het overgevoelig worden van een gewas voor een ziekteverwekker .
C
Het overgevoelig worden van een ziekteverwekker voor bepaalde bestrijdingsmiddelen.
D
Het ongevoelig worden van een ziekteverwekker voor bepaalde bestrijdingsmiddelen.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

resistentie
resistentie: bestand zijn tegen

* ontstaat door evolutie

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maximumscore 2
Uit het antwoord moet blijken dat
• resistentie (tegen een antibioticum) ontstaat door mutatie/recombinatie          1
• de kans kleiner is dat meerdere resistenties in één bacterie ontstaan            1
of
• resistentie tegen een antibioticum aanwezig is door variatie      1
• de kans kleiner is dat meerdere resistenties in één bacterie aanwezig zijn         1

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 24 (2 punten !)
Beredeneer waardoor bij afgifte van een mengsel van antibiotica de kans kleiner is dat er resistente bacteriën ontstaan, dan bij een enkel antibioticum.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 23 (deel 1)
Is dit gezamenlijk gewicht groter dan, gelijk aan of kleiner dan het gezamenlijk gewicht aan organische stoffen van het lichaam van de kakkerlak en het eitje van de sluipwesp, vlak nadat het eitje is afgezet?
Vul alleen in "groter", "kleiner" of "gelijk"

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 23 (deel 2)

Verklaar je antwoord

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 21
Noteer de reden waarom hier GEEN sprake is van predatie.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Sluipwespen

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sluipwespen
BiNaS 88A

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sluipwespen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vraag 22
Welk diagram geeft de populatiegroei juist weer? Hoe groot is de populatie na drie jaar volgens de berekening van Jelte en Wietse?
Zenuwcel A is een
Plaats waar neurotoxine werkt
Motorische zenuwcel
P
Sensorische zenuwcel
Q
R

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom neemt door eutrofiëring de biodiversiteit in een ecosysteem af? Geef twee redenen.
voor meer info lees vraag 39 in het examen!

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Sluipwespen

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sluipwespen

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Resistentie ontstaat door evolutie.
Leg dit uit.

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

resistentie tegen (persistente) onkruidverdelgers

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

en dan nu... 
eutrofiëring!          blz 165

Schrijf nu in VIJF stappen op hoe 

eutrofiëring leidt tot sterfte van vissen!

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

stappenplan eutrofiëring
1. Er is eutrofiëring: teveel mineralen in het water
2. Door deze mineralen kunnen algen snel vermenigvuldigen: waterbloei
3. De laag algen blokkeert de doorgang van zonlicht naar planten op de bodem, waardoor de bodemplanten niet aan fotosynthese kunnen doen. 
4. De bodemplanten gaan dood en worden afgebroken door reducenten, die hierbij zuurstof verbruiken.
5. Zonder zuurstof gaan de vissen ook dood. 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waardoor kan eutrofiëring ontstaan?

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

eutrofiëring    hoeveelheid mineralen in het water                                     neemt sterk toe            waterbloei

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

waterbloei sterke algengroei 
                        in het water
sterfte                reducenten ruimen op
zuurstofarm water                 sterfte

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de loop van jaren treedt in een bepaald meer eutrofiëring op. Hierdoor nemen cyanobacteriën en algen sterk in aantal toe ten koste van vele onderwaterplanten, met als gevolg dat het water troebel wordt. Noem twee activiteiten van de mens die tot eutrofiëring leiden.

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Leg het verschil uit tussen veredeling en genetische modificatie.

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

veredeling individuën met gunstige eigenschappen laten voortplanten (selectie)
genetische modificatie met behulp van DNA-recombinant-technieken eigenschappen van organismen veranderen 

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit dat het middel voor runderen niet dodelijk is en voor gieren wel.

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies