2-3-2021 Herhaling betrekkelijk voornaamwoord + actieve en passieve vorm

Grammatica
Het betrekkelijk voornaamwoord
+
Actieve en passieve vorm
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Het betrekkelijk voornaamwoord
+
Actieve en passieve vorm

Slide 1 - Tekstslide

Doel
Aan het eind van deze les weet je wat een betrekkelijk voornaamwoord is. 

Verder weet je wat het verschil is tussen de actieve en passieve vorm 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Ezelsbruggetje
Het hoort bij dat
De hoort bij die

Slide 4 - Tekstslide

Is dat alles .... we nodig hebben?
A
die
B
dat
C
wat

Slide 5 - Quizvraag

Dat is het leukste ... er is.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 6 - Quizvraag

Het huis die/dat/wat daar staat.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 7 - Quizvraag

Dat is iets ___ je niets aangaat.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 8 - Quizvraag

Dat/wat/die? Het enige ....... ik wil, is slapen.
A
dat
B
wat
C
die
D
welke

Slide 9 - Quizvraag

De scooter die/dat/wat daar staat, is van mij.

A
die
B
dat
C
wat

Slide 10 - Quizvraag

Liegen is iets dat/die/wat ik nooit zal doen.

A
dat
B
die
C
wat

Slide 11 - Quizvraag

Dat/wat/die? Het boek ........ ik heb gelezen.
A
dat
B
wat
C
die
D
welke

Slide 12 - Quizvraag

... rookt, leeft erg ongezond.
A
die
B
dat
C
wie
D
wat

Slide 13 - Quizvraag

Het pakketje .... op het postkantoor ligt.
A
wat
B
die
C
dat

Slide 14 - Quizvraag

Neem kleding mee, ____ vies mag worden
A
die
B
dat
C
wat

Slide 15 - Quizvraag


8. Kies de juiste verwijswoorden.
De gevaarlijkste stunt dat / die Almin doet, is het beste idee wat/dat hij heeft uitgevoerd. 
A
dat - wat
B
dat - dat
C
die - wat
D
die - dat

Slide 16 - Quizvraag

Actieve en passieve vorm
Aan het eind van deze les weet je wat het verschil is tussen een actieve en passieve zin. 

Slide 17 - Tekstslide

Actieve en passieve zinnen
In een actieve zin is het onderwerp actief en voert zij of hij iets uit of is zij of hij iets.  De minister opende de tentoonstelling.

In een passieve zin doet het onderwerp niets. Het wordt door iemand gedaan. Vaak is de persoonsvorm een vorm van 'worden' of 'zijn'. De tentoonstelling werd door de minister geopend. 

Slide 18 - Tekstslide

Welke vormen zijn er?
o.t.t. Daan mist de bus   > De bus wordt door Daan gemist
v.t.t. Daan heeft de bus gemist > De bus is door Daan gemist

o.t.t.t. Daan zal de bus missen > De bus zal door Daan gemist worden
v.t.t.t. Daan zal de bus gemist hebben > De bus zal door Daan gemist zijn

Slide 19 - Tekstslide

De menigte werd door de politie verspreid.
passief of actief?
A
passieve vorm
B
actieve vorm

Slide 20 - Quizvraag

De nieuwe laptop wordt door Krijn gekocht.
passief of actief
A
passieve vorm
B
actieve vorm

Slide 21 - Quizvraag

De jas van Louise is meegenomen door Renske.
passief of actief?
A
passieve vorm
B
actieve vorm

Slide 22 - Quizvraag

Yara kijkt door het zolderraam naar buiten.
passief of actief?
A
passieve vorm
B
actieve vorm

Slide 23 - Quizvraag

Van vijf locaties is onderzocht of ze geschikt zijn.
A
actieve vorm
B
passieve vorm

Slide 24 - Quizvraag

Tijn koopt een nieuwe laptop
Passief of actief?
A
passieve vorm
B
actieve vorm

Slide 25 - Quizvraag

Actief of passief?

Iedere ochtend voer ik de paarden.
timer
0:20
A
actieve vorm
B
passieve vorm

Slide 26 - Quizvraag

Actief of passief?

Duizenden werknemers zijn ontslagen.
timer
0:20
A
Actief
B
Passief

Slide 27 - Quizvraag

Actief of passief?

Duizenden werknemers zijn ontslagen.
timer
0:20
A
Actieve vorm
B
Passieve vorm

Slide 28 - Quizvraag

Oefenen
Voor woensdag 4 maart:
Opdracht 8.2 (dus niet onderdeel 1), blz. 155
Opdrachten 11, 12, blz. 156
Voor maandag 8 maart:
Opdracht 14 a t/m e, blz. 157
Opdracht 15 a t/m d, blz. 157

Slide 29 - Tekstslide