Vak 1: zin/context
Maak een zin waar het woord in voorkomt. Je mag zelf een zin bedenken, maar je mag ook op internet of in een andere bron zoeken. Het woord moet natuurlijk wel bij de zin passen.
Vak 2: omschrijving
Omschrijf de betekenis van het woord. Kies uit:
• het woord uitleggen (schoeisel = wat je draagt om je voeten te beschermen)
• een synoniem geven (schoeisel = schoenen)
• een antoniem, dus het tegenovergestelde, geven met 'niet' erbij (nat = niet droog).