zakelijk lezen 2H/V

zakelijk lezen
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

zakelijk lezen

Slide 1 - Tekstslide

Overstromingen vormen een natuurverschijnsel waarmee we in Nederland de komende decennia vaker te maken zullen krijgen.
A
onderwerp van een tekst
B
hoofdgedachte van een tekst

Slide 2 - Quizvraag

deelonderwerp hoort bij:
A
zin
B
tekst
C
alinea
D
inleiding

Slide 3 - Quizvraag

Welke functies van een inleiding ken je?

Slide 4 - Open vraag

functies van de inleiding zijn:

voorbeeld
vraag
aanleiding
onderwerp

Slide 5 - Tekstslide

Welk woord is het verwijswoord:
ik raad je aan om het boek zelf te kaften: het moet een jaar lang netjes blijven

A
je
B
netjes
C
het
D
boek

Slide 6 - Quizvraag

Verwijswoord in:
Dat heb ik nog nooit gezien: een schaap met vijf poten!
A
dat
B
nog
C
schaap
D
vijf

Slide 7 - Quizvraag

signaalwoord dat een conclusie aangeeft:
A
ook
B
echter
C
want
D
dus

Slide 8 - Quizvraag

De minister-president geeft om 12:30 uur een persconferentie.
A
feit
B
mening

Slide 9 - Quizvraag

wat is een tekstvorm van een informerende tekst.
A
Handleiding
B
Recensie
C
Ingezonden brief
D
Mening tekst

Slide 10 - Quizvraag

Zo citeer je...
A
''De enige ... tot nu"
B
''De enige ... tot nu. '' (r.25-26)
C
"de ... nu"
D
de enige...

Slide 11 - Quizvraag

Welke zin komt niet in een samenvatting.
A
honden en katten zijn huisdieren
B
bijvoorbeeld honden en katten
C
honden en katten zijn duur in onderhoud

Slide 12 - Quizvraag

Welk tekstverband hoort niet bij het tekstverband 'opsomming'?
A
Terwijl
B
Daarna
C
Verder

Slide 13 - Quizvraag

Tekstverbanden, het woord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
voorbeeldgevend
C
tegenstellend
D
redengevend

Slide 14 - Quizvraag

''ook''
is een signaalwoord voor het tekstverband
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld

Slide 15 - Quizvraag





Wat is een tekstverband?
A
Het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd.
B
Het belangrijkste in een alinea.
C
De samenhang tussen woorden, zinnen of alinea's.
D
Relaties tussen verschillende delen van de tekst.

Slide 16 - Quizvraag

'En' hoort bij het tekstverband:
A
Conclusie
B
Opsomming
C
Tegenstelling
D
Voorbeeld

Slide 17 - Quizvraag