zakelijk lezen V3
1 / 19
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Overstromingen vormen een natuurverschijnsel waarmee we in Nederland de komende decennia vaker te maken zullen krijgen.
A
onderwerp van een tekst
B
hoofdgedachte van een tekst
Slide 2 - Quizvraag
deelonderwerp hoort bij:
A
zin
B
tekst
C
alinea
D
inleiding
Slide 3 - Quizvraag
Welke functies van een inleiding ken je?
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Tekstslide
Functies van het slot zijn:
Slide 6 - Open vraag
Slide 7 - Tekstslide
Welk woord is het verwijswoord:
ik raad je aan om het boek zelf te kaften: het moet een jaar lang netjes blijven
ik raad je aan om het boek zelf te kaften: het moet een jaar lang netjes blijven
A
je
B
netjes
C
het
D
boek
Slide 8 - Quizvraag
Verwijswoord in:
Dat heb ik nog nooit gezien: een schaap met vijf poten!
Dat heb ik nog nooit gezien: een schaap met vijf poten!
A
dat
B
nog
C
schaap
D
vijf
Slide 9 - Quizvraag
signaalwoord dat een conclusie aangeeft:
A
ook
B
echter
C
want
D
dus
Slide 10 - Quizvraag
De minister-president geeft om 12:30 uur een persconferentie.
A
feit
B
mening
Slide 11 - Quizvraag
wat is een tekstvorm van een informerende tekst.
A
Handleiding
B
Recensie
C
Ingezonden brief
D
Mening tekst
Slide 12 - Quizvraag
Zo citeer je...
A
de enige ... tot besluit
B
de enige ... tot besluit (r.25-26)
C
de ... besluit
D
de zin van de enige...
Slide 13 - Quizvraag
Welke zin komt niet in een samenvatting.
A
honden en katten zijn huisdieren
B
bijvoorbeeld honden en katten
C
honden en katten zijn duur in onderhoud
Slide 14 - Quizvraag
Welk tekstverband hoort bij het tekstverband 'tijdsvolgorde'?
A
Terwijl
B
Daarnaast
C
Toch
Slide 15 - Quizvraag
Tekstverbanden, het woord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
voorbeeldgevend
C
tegenstellend
D
redengevend
Slide 16 - Quizvraag
ook
is een signaalwoord voor het tekstverband
is een signaalwoord voor het tekstverband
A
opsomming
B
tegenstelling
C
voorbeeld
Slide 17 - Quizvraag
Wat is een tekstverband?
A
Het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd.
B
Het belangrijkste in een alinea.
C
De samenhang tussen woorden, zinnen of alinea's.
D
Relaties tussen verschillende delen van de tekst.
Slide 18 - Quizvraag
'En' hoort bij het tekstverband:
A
Conclusie
B
Opsomming
C
Tegenstelling
D
Voorbeeld
