Literatuur: beeldspraak (3)

Welkom!

Ga rustig zitten, pak je roman en start met lezen.
timer
15:00
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Ga rustig zitten, pak je roman en start met lezen.
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les..

  • ... kun je een omschrijving geven van een metonomyia.

Slide 2 - Tekstslide

Metonymia
De nieuwe vorm van beeldspraak die we behandelen is eigenlijk een paraplubegrip: de metonymia.

Bij de metonymia is er niet zozeer sprake van een vergelijking tussen beeld en werkelijkheid; maar wel van een relatie tussen de twee. 

De schrijver zegt dus niet iets letterlijk, maar gebruikt een woord dat ermee te maken heeft. 

Slide 3 - Tekstslide

Vorm 1: Deel in plaats van geheel
Je bedoelt iets of iemand, maar er wordt maar een onderdeel van genoemd. Hierbij kan het gaan om mensen, dieren of dingen. 

krullenbol, loop eens een beetje door!

Je benoemt een onderdeel van de persoon die je bedoelt. 

Slide 4 - Tekstslide

Vorm 2: Geheel in plaats van deel
Je benoemt een geheel van iets, terwijl je er maar een deel van bedoelt. 

Nederland nam in de EK-finale van 1988 eindelijk wraak op Duitsland

Je noemt 'Nederland' en 'Duitsland', maar je bedoelt de voetbalelftallen van beide landen; niet het hele land. 

Slide 5 - Tekstslide

Vorm 3: Abstracte in plaats van concrete
Je noemt een abstract begrip, terwijl een concreet iets wordt genoemd. 

De bus had het ontzettend naar zijn zin tijdens de tocht naar Rotterdam. 

Je noemt de bus, maar je bedoelt de mensen die in de bus zitten. 

Slide 6 - Tekstslide

Vorm 4: Concrete in plaats van abstracte
Het concrete wordt genoemd, terwijl het abstracte wordt bedoeld. 

Die advocaat verdient een goede boterham met zo'n klantenkring. 

Hierbij wordt iets tastbaars als een boterham genoemd in plaats van het inkomen van de advocaat, dat niet tastbaar is. 

Slide 7 - Tekstslide

Vorm 5: Maker van een product
Je noemt de maker van het product in plaats van het product zelf:


Morgenavond speelt het Concertgebouworkest uitsluitend Bach.

Je bedoelt uiteraard Bachs muziekstukken.

Slide 8 - Tekstslide

Vorm 5: Merknaam of productieplaats
Je noemt de merknaam of de productieplaats in plaats van het product:

De bolide van Max Verstappen is verbeterd, maar het is de vraag of hij de Ferrari’s zal kunnen verslaan. (= raceauto’s)

Veel Nederlanders zijn dol op de Italiaanse keuken. (= gerechten)

Slide 9 - Tekstslide

Zelf aan de slag
Maken: Cursus 5, par. 10, opdr. 10 en 11.

Ben je klaar?
1. Huiswerk ander vak afmaken
2. Lezen in je literaire roman


Slide 10 - Tekstslide