In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
NEDERLANDS
Slide 1 - Tekstslide
Vandaag
Beeldspraak
--> je herhaalt de theorie --> je oefent met het toepassen van de theorie --> je komt erachter wat je nog moeilijk vindt
Slide 2 - Tekstslide
Wat is beeldspraak eigenlijk?
Slide 3 - Open vraag
Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik
beeldspraak is ook een stijlfiguur: hiermee maak je je taal mooier en interessanter
Slide 4 - Tekstslide
Wat heb je al gehad?
Metafoor en metonymia
Slide 5 - Tekstslide
Metaforen
--> Vergelijking met een verbindingswoord
--> Zuivere metafoor
--> Personificatie
--> Synesthesie
--> Homerische vergelijking
Slide 6 - Tekstslide
Metonymia (enkele)
--> Deel i.p.v. geheel
--> Geheel i.p.v. deel
--> Abstract i.p.v. concreet
--> Concreet i.p.v. abstract
--> Voorwerp i.p.v. inhoud
--> Stof i.p.v. voorwerp
--> Enkelvoud i.p.v. meervoud
--> Eponiem
Slide 7 - Tekstslide
Vergelijking:
Een vergelijking herken je aan de woorden 'als' en 'net'. Hij is zo rood als een kreeft. Ze is net (als) een nachtegaal. Ook bij de woorden 'van een' kun je denken aan een vergelijking: hij is een beer van een vent.
Slide 8 - Tekstslide
Zuivere metafoor:
Bij een metafoor zijn de woorden 'als' of 'van een' weggelaten. Wél worden er twee dingen vergeleken: "Het is hier een zwijnenstal!" roept moeder, als ze Tommy's kamer ziet.
Slide 9 - Tekstslide
Personificatie
Aan levenloze zaken (dingen) wordt een menselijke eigenschap toegekend: de oude auto kwam hoestend en proestend op gang.
Stofdeeltjes dansten door de lucht.
Slide 10 - Tekstslide
Metonymia
Je zegt niet rechtstreeks wat je bedoelt, maar gebruikt een woord dat ermee te maken heeft. Je noemt een deel van het geheel.
-Even de koppen tellen. -Ik zou wel een Rembrandt willen hebben
Slide 11 - Tekstslide
metonymia = alleen beeld aanwezig, beeld heeft niet iets gemeenschappelijk met object (andere relatie)
Andere relaties:
Je noemt maker ipv product Ik heb een echte Van Gogh
Je noemt materiaal ipv product Even de ijzers onderbinden
Je noemt verpakking ipv inhoud Mag ik nog een kopje?
Je noemt een deel ipv geheel De neuzen tellen
Je noemt geheel ipv deel Nederland won 1-0 van Duitsland
Slide 12 - Tekstslide
Je bedoelt het voorwerp, maar noemt het materiaal: "Het vriest flink, dus ik heb mijn ijzers alvast maar tevoorschijn gehaald."
Slide 13 - Tekstslide
Je bedoelt de inhoud, maar noemt het voorwerp: "Zullen we een blikje kopen?"
Slide 14 - Tekstslide
Je bedoelt het geheel, maar noemt het deel: "Die snor deelt de ene na de andere bekeuring uit!"
Slide 15 - Tekstslide
Je bedoelt het deel, maar noemt het geheel: "Nederland heeft gelukkig van Duitsland gewonnen!"
Slide 16 - Tekstslide
Je bedoelt het meervoud, maar noemt het enkelvoud: "De vrouw gebruikt vaker make-up dan de man."
Slide 17 - Tekstslide
Je bedoelt het bezit, maar noemt de bezitter: "De buren hebben lekkage." (Je bedoelt dat het huis van de buren lekt.)
Slide 18 - Tekstslide
Even oefenen........
Slide 19 - Tekstslide
Een vergelijking herken je aan:
A
het woordje '(net) als'
B
het woordje 'met'
C
het woordje 'als', of 'van een'
D
het woordje 'vergeleken'
Slide 20 - Quizvraag
'Die Rembrandt vind ik mooier dan die Van Gogh.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metonymie
C
homerische vergelijking
D
personificatie
Slide 21 - Quizvraag
'Geef mij nog eens een glas'. Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
synesthesie
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie
Slide 22 - Quizvraag
'Zij is net een nachtegaal.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metonymie
C
metafoor
D
personificatie
Slide 23 - Quizvraag
'De wind huilt door de bomen.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
metafoor
B
personificatie
C
metonymie
D
vergelijking
Slide 24 - Quizvraag
'Je brief glimlachte me toe' Dit is een:
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie
Slide 25 - Quizvraag
De laatste loodjes wegen het zwaarst.
Dit is een:
A
Vergelijking
B
zuivere Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie
Slide 26 - Quizvraag
De hockeydames wonnen goud op de Spelen. Dit is een...
A
Vergelijking
B
zuivere Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie
Slide 27 - Quizvraag
Deze les is net zo leuk als een bezoek aan de Efteling. Dit is een:
A
Vergelijking
B
zuivere Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie
Slide 28 - Quizvraag
Na regen komt zonneschijn.
Dit is een
A
Vergelijking
B
zuivere Metafoor
C
Personicatie
D
Metonymie
Slide 29 - Quizvraag
Het leven is als een doos bonbons.
Dit is een
A
Vergelijking
B
zuivere Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie
Slide 30 - Quizvraag
Wij hebben een Herman Brood boven de bank hangen. Dit is een:
A
Vergelijking
B
zuivere Metafoor
C
Personificatie
D
Metonymie
Slide 31 - Quizvraag
Bij een metafoor is altijd sprake van een beeld en een object. Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 32 - Quizvraag
Moskou reageert fel op de kritieken.
Dit is een:
A
Vergelijking
B
zuivere Metafoor
C
Personicatie
D
Metonymie
Slide 33 - Quizvraag
De toekomst lacht ons toe.
Dit is een:
A
Vergelijking
B
zuivere Metafoor
C
Personicatie
D
Metonymie
Slide 34 - Quizvraag
Welk onderdeel of onderwerp van deze les vond het lastigst?
Slide 35 - Open vraag
Slide 36 - Video
Bedankt!
Volgende les: nog onduidelijk of die doorgaat
Zo ja, tot morgen! Zo nee, een hele fijne vakantie!!!!!