5.3 Het gaat om de winst!

6.2 Het gaat om de winst!
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

6.2 Het gaat om de winst!

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Na deze les: 
Je kent een aantal berekeningen afgeleid van de basis
Je kunt uitleggen waar de brutowinstopslag voor is.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de inkoopprijs?
A
De prijs waarvoor een bedrijf goederen inkoopt
B
De prijs waarvoor een bedrijf goederen verkoopt
C
De prijs die we betalen om goederen te exporteren
D
De prijs die je betaalt in de winkel

Slide 3 - Quizvraag

Schema winst berekenen

Slide 4 - Tekstslide

Brutowinstopslag 
Het bedrag dat jij bij de inkoopprijs optelt zodat je je product voor meer geld verkoopt, noem je de brutowinstopslag.
Meestal noteren we de brutowinstopslag als een percentage van de inkoopprijs.

Verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag


Slide 5 - Tekstslide

  • inkoopprijs
  • brutowinst  +
  • verkoopprijs

  • € 0,80
  • € 0,40  +
  • € 1,20

  • Brutowinst = brutowinstopslag = brutowinstmarge
  • Meestal een percentage van de inkoopprijs

Slide 6 - Tekstslide

Je hebt een eigen meubelzaak. Je koopt een eettafel in voor €800.
Omdat je geld wil verdienen aan de spullen die je verkoopt, zet je 40% winstmarge erop. Wat is de verkoopprijs?

Slide 7 - Open vraag

Van inkoopprijs tot consumentenprijs

Inkoopprijs + brutowinstmarge = verkoopprijs


verkoopprijs + btw

= consumentenprijs

Slide 8 - Tekstslide

Brutowinstmarge
Inkoopprijs + brutowinstmarge = verkoopprijs

Brutowinstmarge: het bedrag dat je optelt bij de inkoopprijs om de verkoopprijs te berekenen. Een deel daarvan gaat op aan bedrijfskosten.

Slide 9 - Tekstslide

Schema winst berekenen

Slide 10 - Tekstslide

Afgeleide berekeningen
  • Omzet = de inkoopwaarde + de bedrijfskosten + de nettowinst
  • Brutowinst = de bedrijfskosten + de nettowinst
  • Kostprijs = de inkoopprijs + de bedrijfskosten per product
  • Verkoopprijs exclusief btw = de kostprijs + nettowinst per product 
  • of de inkoopprijs + brutowinstopslag
  • De brutowinstopslag bereken je door een percentage van de inkoopprijs te nemen.

Slide 11 - Tekstslide

Winst en maatschappelijke kosten
Bedrijven kunnen meer winst maken door:
  • een hogere verkoopprijs te vragen (als de klanten niet weglopen);
  • een lagere verkooprijs te vragen (als er genoeg klanten bijkomen);
  • lagere inkoopprijzen te betalen;
  • minder bedrijfskosten te hebben;
  • succesvol reclame te maken.

Meer winst kan leiden tot maatschappelijke kosten > milieu
Bedrijven kunnen ook milieuvriendelijk produceren > lagere maatschappelijke kosten

Slide 12 - Tekstslide

Consumentenprijs

verkoopprijs + btw = consumentenprijs

100%                + 21% = 121%


De consumentenprijs is de prijs die jij betaalt voor een product in de winkel.

Slide 13 - Tekstslide

Van verkoopprijs naar consumentenprijs
De verkoopprijs van een jas is € 125,00.
De btw is 21%.

De consumentenprijs (wat betaal je in de winkel):
€125,00 : 100 x 21 en dat tel je bij de €125,00 op OF €125,00 : 100 x 121

€ 125,00 : 100 x 21 = € 26,25
€ 125,00 + € 26,25 = € 151,25

Slide 14 - Tekstslide

Omzet & afzet
Afzet:
  • het aantal producten dat je verkoopt
  • bijvoorbeeld: 14 muffins
Omzet:
  • het totale bedrag dat een bedrijf ontvangt door de verkoop van producten
  • (de inhoud van de kassa!!)

Slide 15 - Tekstslide

Omzet
Omzet:
  • je hebt 14 muffins verkocht
  • ze kosten € 1,20 per stuk
  • wat is je omzet?
  • 14 x 1,20 = € 16,80


omzet =  afzet  x  verkoopprijs

Slide 16 - Tekstslide

Wat is omzet?
A
Afzet x inkoopprijs
B
Inkoopprijs x verkoopprijs
C
Afzet x verkoopprijs
D
Afzet : verkoopprijs

Slide 17 - Quizvraag

Ik heb 300 broodjes verkocht van 2,95. Wat is mijn omzet?

Slide 18 - Open vraag

Ik heb 10 broodjes verkocht voor in totaal 30 euro. Wat is de verkoopprijs per broodje?

Slide 19 - Open vraag

Van omzet naar nettoresultaat

-Afzet:  aantal verkochte producten

-Omzet:  geld dat binnenkomt uit de verkoop (EXCLUSIEF BTW)

WINSTBEREKENING:

Afzet  x verkoopprijs  =            Omzet

Afzet x inkoopprijs  =                Inkoopwaarde -

                                                             BRUTORESULTAAT

(huurpand, elektriciteit,          Bedrijfskosten -

personeelskosten)  =               NETTORESULTAAT

                                                            





Slide 20 - Tekstslide

bedrijfskosten
Alle kosten die een ondernemer maakt om zijn bedrijf te runnen.

Slide 21 - Tekstslide

Wat zijn voorbeelden van bedrijfskosten?

Slide 22 - Woordweb

Voorbeeldsom

Van een winkel zijn over 2016 de volgende gegevens bekend:

-afzet 3000 stuks.
-Gemiddelde inkoopprijs per stuk is € 35,-
-Gemiddelde verkoopprijs per stuk is € 75,-
-Loonkosten waren € 30.000,-
-Overige kosten € 25.000


Vraag:

Bereken de bruto- en nettowinst! (ALTIJD EXLCUSIEF BTW!)







Slide 23 - Tekstslide

UITWERKING

3000 x 75,-          =  € 225.000,- 

3000 x 35,-          =  € 105.000,-     -

BRUTOWINST     =  € 120.000,- 

Bedrijfskosten  =  €   55.000,-      -

NETTOWINST     =  €   65.000,-

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Wat is de consumentenprijs?
A
verkoopprijs zonder btw
B
verkoopprijs
C
verkoopprijs met btw
D
inkoopprijs

Slide 26 - Quizvraag

De prijs is 60 euro exclusief 6% btw.
Bereken de prijs inclusief btw.

Slide 27 - Open vraag

De prijs is 83,49 euro inclusief 21% btw.
Bereken de prijs in euro's exclusief btw.

Slide 28 - Open vraag

De consumentenprijs is de verkoopprijs exclusief btw.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quizvraag