LINK A0-A2 thema 12, taak 2

• NT2
• MBO
• Studiejaar 4

Woorden van thema 12, taak 2

herhaling voltooide tijd 

regelmatig en onregelmatig

John is heel moe, en hij wordt niet wakker van de .....................

1. wekker
2. opstaan
3. regelen
4. ontbijt

Stop .................. met schreeuwen! Ik ben niet doof.

1. vorig
2. volgend
3. eens
4. keel

Wanneer .................... jullie uit Londen ...................?

1. komt, terug
2. terug, komen
3. terug, kom
4. komen, terug

...................... je rugzak en ga naar school!

1. Ga
2. Pak
3. Doe
4. Plak

De pennen zitten in het .................

1. etwie
2. etiu
3. etwui
4. etui

Dit is ................

1. de keel
2. de ribben
3. de nek
4. het gezicht

Wie gaan er ..................... mee naar het strand?

1. regelen
2. allemaal
3. beter
4. agenda

Wat ben je langzaam. ................. eens ...................!

1. ga, opschiet
2. Schiet, op
3. Op, schiet
4. Op, schieten

Waar slapen we? Heeft Paul al een hotel .......................?

1. geregend
2. regelen
3. geregel
4. geregeld

Is jouw vader nog steeds ziek? Nee, hij .................. zich veel ...................

1. voelt, beter
2. beter, voelen
3. vorig, voelen
4. voel, bah

Met luchtijd hebben de leerlingen ..................... Ze pakken hun .................. en gaan eten.

1. broodtrommel, opschieten
2. honing, broodtrommel
3. honger, broodtrommel
4. schiet op, broodtrommel

Weet je niet dat we een toets hebben? Dat staat toch in je ......................?

1. etui
2. agenda
3. nek
4. wekker

Werkwoorden in de voltooide tijd

regelmatig

De honden hebben .................... (blaffen)

Oma heeft .................... (bellen)

Jullie hebben geld .................. (pinnen)

De bejaarden hebben naar de muziek ...................... (luisteren)

Wat heeft dat lang .................! (duren)

Mijn zus en ik hebben samen .................... (huilen)

heb je het pakje ..................? (halen)

Hoeveel hebben die stoelen ..................? (kosten)

Werkwoorden in de voltooide tijd

onregelmatig. Wat is het hulpwerkwoord?

Frans .................. een motor gekocht

De leerlingen ................... de oefening begrepen.

Welke kleur ................ Bella gekozen?

De konijnen .................. door de tuin gelopen

.................. jouw buurman corona gehad?

Ik ..................... met mijn man naar Marokko geweest.

Waarom ..................... je niet in Parijs gebleven?

Maak een goede vraag bij het antwoord

Antwoord:
We gaan eten in een pizeria

Antwoord: De laarzen kosten € 75.

Antwoord:
Mijn ouders komen langs met kerstmis.

Antwoord:
Julia heeft geen fiets.

Antwoord: De kinderen komen
om 18.00 thuis.