*Deel 3 spelling H4, vwo 2

 Spelling H4
Tussenletters in samenstellingen en persoonsvorm in de verleden tijd 


1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 Spelling H4
Tussenletters in samenstellingen en persoonsvorm in de verleden tijd 


Slide 1 - Tekstslide

Vandaag 

* Bespreken huiswerk + controle
* Klassikale opdracht (15 minuten)
* Start deel 2 Spelling H4 - pvvt
* Aan de slag 

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk
Opdracht 6  


Het rad gaat weer draaien! 

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 6
1 De docent vond het niet acceptabel dat sommige leerlingen zich recalcitrant gedroegen.
2 Het gewapende conflict tussen Assad en zijn tegenstanders had een enorme impact op de bevolking en was desastreus voor een stad als Aleppo.
3 Als de arts vaststelt dat je fysiek niet in orde bent, heb je blijkbaar somatische klachten.
4 Bij romantische kunstenaars leidt juist hun melancholieke gemoedstoestand tot grote creativiteit.
5 Nederlanders zijn dol op het koningshuis, maar veel allochtonen hebben niets met de monarchie.
6 Hoewel ik als professioneel musicus goed verdien, kan ik me geen dure cruisevakantie permitteren.

Slide 4 - Tekstslide

Vragen over deze stof? 

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 
Op de volgende slide zie je rijtjes met woorden. Telkens hoort er één woord niet in het rijtje thuis. Welk woord is dat? En waarom is dat zo? Let op: het gaat hier om de spelling van het woord.

Schrijf je antwoorden op. Na de opdracht geef ik willekeurig mensen de beurt om het goede antwoord te geven. 
Jullie hebben 10 minuten! 

Slide 6 - Tekstslide

Welk woord moet weg? 
1. lievelingsdier, lievelingshirt, lievelingsvak, lievelingsliedje
2. stadcentrum, Valentijnsdag, bioscoopstoel, hoofdstad 
3. berenklauw, spinnenweb, beresterk, spinnenwiel
4. waterstraal, laserstraal, röntgenstraal, zonnenstraal
5. blindedarm, paardebloem, pannekoek, spinneweb
6. geboortenkaartje, berehol, spinnenwiel, groentesoep 
7. groentesoep, koekepan, tarwebrood, secondewijzer

Slide 7 - Tekstslide

Welk woord moet weg? 
1. lievelingsdier, lievelingshirt, lievelingsvak, lievelingsliedje
2. stadcentrum, Valentijnsdag, bioscoopstoel, hoofdstad 
3. berenklauw, spinnenweb, beresterk, spinnenwiel
4. waterstraal, laserstraal, röntgenstraal, zonnenstraal
5. blindedarm, paardebloem, pannekoek, spinneweb
6. geboortenkaartje, berehol, spinnenwiel, groentesoep 
7. groentesoep, koekepan, tarwebrood, secondewijzer

Slide 8 - Tekstslide

Einde deel 1 spelling H4
Vragen? 

Slide 9 - Tekstslide

Spelling H4 - werkwoorden
Persoonsvorm in de verleden tijd: -de(n), dde(n), -te(n), tte(n).

Slide 10 - Tekstslide

Startopdracht: zet in verleden tijd
a De dokter ... (vermoeden) een spoedig herstel van de zieke.
b Tijdens zijn debuut ... (vertrouwen) de voetballer op zijn uitstekende techniek.
c Na enkele dagen ... (staken) de werknemers hun protestactie.
d Ondanks een flinke verkoudheid ... (hoesten) Bram bijna niet.

Slide 11 - Tekstslide

Waar moet je rekening mee houden bij het schrijven van werkwoorden in de verleden tijd?

Slide 12 - Woordweb

Even oefenen 

Slide 13 - Tekstslide

Het huis ........... (branden, verleden tijd) gisteren helemaal af.
A
brande
B
branden
C
brandde
D
brandden

Slide 14 - Quizvraag

Wij .......... (wachten, verleden tijd) vorige week zo lang op die trein.
A
wachten
B
wachte
C
wachtte
D
wachtten

Slide 15 - Quizvraag

Hij .... (vluchten, verleden tijd) snel weg toen hij haar zag.
A
vluchte
B
vluchtte
C
vluchtten
D
vluchten

Slide 16 - Quizvraag

De ... (bekladden) muur werd grondig schoongemaakt.
A
beklade
B
bekladde
C
bekladen
D
bekladden

Slide 17 - Quizvraag

Persoonsvorm in de verleden tijd: -de(n), dde(n), -te(n), tte(n).
  • Ga altijd terug naar de stam! (vluchten - vlucht
  • Kijk goed of het over één persoon gaat, of over meerdere mensen:
                - 1 persoon: -te of -de (afhankelijk van de stam)
                - 2 personen: -ten of -den (afhankelijk van de stam) 
  • Voltooid deelwoord? Dan zo kort mogelijk! (gevluchte). Tenzij het gevolgen heeft voor de uitspraak (bekladde). 

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag
Maak voor de volgende les opdracht 1 en 2 van H4 spelling (bladzijde 126). 

Slide 19 - Tekstslide