05. 2 BKT 1.4 Bijverdienen (17-9-24)

Hoofdstuk 1: Zakgeld en inkomen
BKGT) §4: Bijverdienen
Ik heb klaar liggen: 
  • rekenmachine,
  • pen,
  • papier.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1: Zakgeld en inkomen
BKGT) §4: Bijverdienen
Ik heb klaar liggen: 
  • rekenmachine,
  • pen,
  • papier.

Slide 1 - Tekstslide


BK
Leren en maken:
Hoofdstuk 1 paragraaf 1 
(kijk ook naar de begrippen/flitskaarten en samenvatting
op het einde van het hoofdstuk)
L. + M.: H1.2+1.3 + RT 1.3

KGT
Leren en maken:
Hoofdstuk 1 paragraaf 1
(kijk ook naar de begrippen/flitskaarten en samenvatting op het einde van het hoofdstuk)
L. + M.: H1.2+1.3 + RT 1.3

Huiswerk 17 september

Slide 2 - Tekstslide

Rekentrainer
Controleren

Slide 3 - Tekstslide

1.3: Opdracht 5
Jeroen plukt bessen in zijn vakantie. In gemiddeld 2 uur tijd vult hij 5 dozen met bessen. Gebruik de tabel.
a) Hoeveel verdient hij per uur?
c) Hoeveel verdient Jeroen per kilo bessen? 
5 dozen is 7,20 en hij deet 5 dozen in 2 uur en 1 uur is dus € 3,60
5 dozen × 1,8 = 9 kilo bessen; € 7,20 : 9 = € 0,80 per kilo

Slide 4 - Tekstslide

1.3: Opdracht 8
Wassen kost geld. Je kunt de kosten ervan verdelen in verschillende kostensoorten (zie bron).
b) Hoeveel kost een wasbeurt op 60 °C? 
d) Welke temperatuur is het voordeligst om op te wassen? Leg je antwoord uit.
€ 0,25 + € 0,06 + € 0,21 + € 0,47 = € 0,99
40 °C. De elektriciteitskosten (en waterkosten) zijn dan het laagst.

Slide 5 - Tekstslide

1.3: Opdracht 8
40 °C. De elektriciteitskosten (en waterkosten) zijn dan het laagst.
Ewoud verbruikt gemiddeld per maand ongeveer 1,8 GB en belt 180 minuten. Hij verstuurt 3 sms'jes.

a) Wat zijn de maandelijkse kosten voor Ewoud bij de verschillende aanbieders? Noteer de antwoorden in de tabel.

Slide 6 - Tekstslide

1.3: Opdracht 8
40 °C. De elektriciteitskosten (en waterkosten) zijn dan het laagst.
Ewoud verbruikt gemiddeld per maand ongeveer 1,8 GB en belt 180 minuten. Hij verstuurt 3 sms'jes.

a) Wat zijn de maandelijkse kosten voor Ewoud bij de verschillende aanbieders? Noteer de antwoorden in de tabel.

Slide 7 - Tekstslide

1.3: Opdracht 8
Ewoud verbruikt gemiddeld per maand ongeveer 1,8 GB en belt 180 minuten. Hij verstuurt 3 sms'jes.

a) Wat zijn de maandelijkse kosten voor Ewoud bij de verschillende aanbieders? Noteer de antwoorden in de tabel.

Slide 8 - Tekstslide

Neem over
1 jaar = 12 maanden = 52 weken 
1 kwartaal = 3 maanden
(In een jaar zitten 4 kwartalen)

LET OP: 1 maand is niet 4 weken!

Slide 9 - Tekstslide

Bespreken
opdracht 1.3: 7 + 9 + 10-1

Slide 10 - Tekstslide

1.3: Opdracht 7
a) Hoeveel kost de dagelijkse voeding van een peuter van 3 jaar?

0,27 + 0,56 + 1,22 + 0,64 = € 2,69

Slide 11 - Tekstslide

1.3: Opdracht 7
b) Hoeveel verschillen de totale dagelijkse voedingskosten van een driejarige en een vrouw van 20 jaar?

vrouw van 20 jaar: € 0,53 + € 1,33 + € 2,35 + € 1,62 = € 5,83; 
driejarige: € 2,69; 
€ 5,83 – € 2,69 = € 3,14

Slide 12 - Tekstslide

1.3: Opdracht 9
a) Maryam verbruikt gemiddeld ongeveer 1,8 GB en belt 180 minuten. Zij verstuurt 3 sms’jes. Wat zijn de maandelijkse kosten voor Maryam bij de verschillende aanbieders? Noteer de antwoorden in de tabel.
Maak deze opdracht opnieuw in je boek: blz 18/19

Slide 13 - Tekstslide

Neem deze over in je schrift
Neem deze over in je schrift

Slide 14 - Tekstslide

1.3: Opdracht 10-1
Kijk goed met invullen hoe je antwoord er staat. De punt bij de cijfers op je toetsenbord komt als een komma in je antwoord te staan.

Slide 15 - Tekstslide

Doel BKGT 1.4
B: Ik kan uitleggen welke regels er gelden voor scholieren met een bijbaantje.

KGT: Ik kan uitleggen welke rechten en plichten ik heb als ik een bijbaantje heb.

Slide 16 - Tekstslide

Loon
Het inkomen dat een werknemer verdient met zijn werk.

Slide 17 - Tekstslide

Loon in natura
geen geld als loon, maar bijvoorbeeld een fiets.

Slide 18 - Tekstslide

Minimumjeugdloon
Het laagste loon voor 
werknemers tot 23 jaar.

Slide 19 - Tekstslide

Werknemer 
Iemand in dienst van een bedrijf of instelling.

Slide 20 - Tekstslide

Werkgever
Een bedrijf of instelling waar een of meer mensen in dienst zijn.

Slide 21 - Tekstslide

Rechten & plichten werknemer 
  
Het is je plicht om je werk zo goed mogelijk te doen. Je hebt recht op loon.
Plicht = iets doen of laten 
Recht = aanspraak maken op iets

Slide 22 - Tekstslide

Regels voor jongeren
• zwaar, gevaarlijk en ongezond werk mag niet;
• werken onder schooltijd mag niet;
• de werktijden zijn beperkt

Slide 23 - Tekstslide


BK

Leren + Maken
Hoofdstuk 1:
paragraaf 1 tm 4


KGT

Leren + Maken 
Hoofdstuk 1:
paragraaf 1 tm 4

Huiswerk 23 september

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk 7-11

Maken: de rekentrainer + 1.4

Leren 1.2 + 1.3 + 1.4 + flitskaarten 

(kijk ook naar de begrippen en samenvatting 

op het einde van het hoofdstuk)

(Maak ook vorige hw, als het nog niet af is)






Slide 25 - Tekstslide

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 26 - Tekstslide

Huiswerk 2-11

Maken: de rekentrainer + 1.4

Leren 1.2 + 1.3 + 1.4 + flitskaarten 

(kijk ook naar de begrippen en samenvatting 

op het einde van het hoofdstuk)






Slide 27 - Tekstslide