Nederlands lj 1 basis H5 HH

Hoofdstuk 5
herhaling alle onderdelen
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5
herhaling alle onderdelen

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
- Lesdoel bespreken
- Uitleg
- Opdrachten maken

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les heb je alle lessen voor het pw herhaald en extra geoefend.

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg
- lezen
- woordenschat
- taalverzorging: 
> VT zwakke werkwoorden
> meervouden op -s
> kunnen/kennen en liggen/leggen

Slide 4 - Tekstslide

Lezen
De schrijver heeft een bepaald doel met een geschreven tekst. 
- informatie geven: krantenbericht, verslag van een sportwedstrijd
- iets leren of uitleggen: studietekst, recept, gebruiksaanwijzing
- iets laten doen: reclametekst, uitnodiging, advertentie
- zijn mening geven: bespreking van een app of film
- amuseren (vermaken): verhaal, strip

Slide 5 - Tekstslide

Woordenschat
Als je de betekenis van een woord niet kent, kun je op zoek gaan naar een bekend deel van het woord.
- Samenstelling: prijsverhoging  > prijs - verhoging. Een prijs die omhoog gaat.
- Voorvoegsel: kort stukje wat voor een woord komt met eigen betekenis:
on- = niet, zonder / her- = opnieuw, nog een keer.
- Achtervoegsel: kort stukje wat achter een woord komt met eigen betekenis.
-loos = zonder / -vol = met veel.

Slide 6 - Tekstslide

V.T. van zwakke werkwoorden
sexy

Slide 7 - Tekstslide

Zwak ww -te(n) / -de(n)?
 'T SeXy FoKSCHaaP > Pak het hele ww, haal -en eraf. Staat de laatste letter in 'T SeXy FoKSCHaaP? 
Ja? > zwakke ww pv schrijf je met  -te(n).
Nee? > zwakke ww pv schrijf je met  -de(n).

Slide 8 - Tekstslide

Meervouden op -s
De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud op -en of -s.
Op -en heb je het vorige hoofdstuk geleerd.

Slide 9 - Tekstslide

Meervouden op -s
De meeste zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud op -en of -s.
Hoe maak je meervoud op -s? 
Meestal kun je de -s achter het woord zetten, aan het woord vast.
Maar als je het woord daardoor verkeerd uitspreekt, moet je een 's schrijven.
kassa > kassa's     /    hobby > hobby's 

Let op uitzonderingen:
stomme "e" > rente - rentes
Franse woorden: bureau > bureaus

Slide 10 - Tekstslide

kennen en kunnen

Kennen = iets weten / geleerd hebben.


Kunnen = in staat zijn om iets te doen.

Slide 11 - Tekstslide

liggen en leggen

Liggen = heeft te maken met niet bewegen, rust.


Leggen = heeft te maken met iets doen, met actie.

Slide 12 - Tekstslide

Opdrachten maken:
- Alle onderdelen van trainen oefenen.
- Oefentoets maken.

Slide 13 - Tekstslide