In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom allemaal!
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat jullie van mij kunnen verwachten
- goed voorbereide lessen
- practica (minimaal een keer per twee weken)
- zichtbaarheid en betrouwbaarheid bij toetsing
- bereikbaar via Teams & Magister
Slide 3 - Tekstslide
Wat verwacht ik van jullie?
neem je boek, een schrift en je laptop mee
Maak je huiswerk (staat 1 week van tevoren in Magister)
Houd je aan de schoolregels
Bij practica volgen wij speciale regels
Slide 4 - Tekstslide
lesdoelen
1. Je kunt beschrijven waar scheikundigen zich mee bezig houden
2. Je kunt een stof herkennen aan zijn stofeigenschappen
Slide 5 - Tekstslide
Wat is scheikunde?
Scheikunde gaat over hoe stoffen zijn opgebouwd (stofeigenschappen)
Daarnaast gaat het over de verandering van stoffen
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Wat kan je later met scheikunde?
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Maak samen opdracht de volgende opdracht:
Jullie hebben hier 8 minuten de tijd voor
Na 8 minuten gezamelijk bespreken
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Stofeigenschappen (A)
Iedere stof heeft, net als mensen, eigenschappen. Denk bijvoorbeeld aan de kleur van een stof. Aan de hand van deze eigenschappen kunnen we stoffen ook herkennen.
Opdracht: Bedenk in tweetallen zoveel mogelijk stofeigenschappen. Noteer je antwoorden. Je krijgt hiervoor 3 minuten. Een aantal resultaten wordt klassikaal besproken.
Slide 13 - Tekstslide
Welke stof is dit?
Geel
Glimmend
Geen corrosie
Vast bij kamertemperatuur
Smeltpunt van 1064 graden celcius
Slide 14 - Tekstslide
stofeigenschappen
fase
smaak
geur
kleur
oplosbaarheid in water
kookpunt
smeltpunt / stolpunt
brandbaarheid
elektrische geleidbaarheid
warmtegeleiding
Slide 15 - Tekstslide
De fase:
Veel stoffen kunnen in drie fasen voorkomen.
Water is het makkelijkste voorbeeld.
Als het koud genoeg is, is water hard geworden:
vaste fase
Bij kamertemperatuur is water vloeibaar:
vloeibare fase
Als water gekookt heeft zien we het niet meer: gasvormige fase
Slide 16 - Tekstslide
De smaak:
De smaak is een handige stofeigenschap om te gebruiken als je zeker bent welke stoffen je hebt. Je mag dit nooit met een onbekende stof doen.
Je kunt het verschil tussen zout en suiker of het verschil tussen water en azijn wel proeven als je zeker weet dat het die stoffen zijn.
Slide 17 - Tekstslide
De geur:
Sommige stoffen hebben een geur. Dit zijn stoffen die makkelijk verdampen of al gasvormig zijn.
Als je iets ruikt is de stof aanwezig in je neus; dus gasvormig!
Weet je hoe je aan een onbekende stof moet ruiken?
Slide 18 - Tekstslide
Noem een stof met een sterke geur...
Slide 19 - Woordweb
De kleur:
De kleur van een stof geven we aan met de kleuren van de regenboog rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo, violet, enz.
Pas op!
Zilver en goud zijn geen kleuren. Het zijn stoffen.
Deze kleuren omschrijf je als glimmend grijs en glimmend geel.
Slide 20 - Tekstslide
Oplosbaarheid in water:
Als een stof oplosbaar is, zie je de stof "verdwijnen" in die vloeistof. Bekijk onderstaande voorbeelden:
krijt in water suiker in water olie in water
Slide 21 - Tekstslide
Het kookpunt:
Het kookpunt van een stof is de temperatuur waarbij een vloeistof het snelst verdampt.
Boven het kookpunt is de stof gasvormig.
Water heeft een kookpunt van 100°C.
Slide 22 - Tekstslide
Het smeltpunt:
Het smeltpunt van een stof is de temperatuur waarbij een vaste stof het snelst smelt.
Boven het smeltpunt is de stof vloeibaar.
Het smeltpunt en het stolpunt hebben dezelfde temperatuur.
Slide 23 - Tekstslide
Brandbaarheid:
De brandbaarheid geeft aan of een stof brandbaar is of niet.
Water is niet brandbaar.
Hout is wel brandbaar.
Slide 24 - Tekstslide
Elektrische geleidbaarheid:
De elektrische geleidbaarheid geeft aan of een stof elektrische stroom kan geleiden of niet.
Plastic kan dat niet (isolator).
Koper kan dat wel (geleider).
Slide 25 - Tekstslide
Warmtegeleiding:
Warmtegeleidbaarheid geeft aan of een stof warmte goed of slecht kan geleiden.
Piepschuim geleidt warmte slecht (isolator).
IJzer geleidt warmte goed (geleider).
Slide 26 - Tekstslide
Huiswerk:
Opdracht 1, 2, 3 AB, 6, 7, 8, 13
Slide 27 - Tekstslide
Een stof herken je aan de stofeigenschappen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 28 - Quizvraag
Stofeigenschappen zijn:
A
geur,kleur,massa,
B
fase,geur,kleur
C
kookpunt,smeltpunt,
kleur
D
fase,geur,smaak
Slide 29 - Quizvraag
Wat is geen stofeigenschap?
A
Kleur
B
Fase bij kamertemperatuur
C
Corrosiebestendigheid
D
Massa
Slide 30 - Quizvraag
Wat zijn de stofeigenschappen van koffie?
A
Temperatuur en smaak
B
Smaak en kleur
C
Kleur en temperatuur
D
Kleur en prijs per kilo
Slide 31 - Quizvraag
Vul in: Een pan is gemaakt van ( 1 ) omdat deze stof een ( 2 ) warmtegeleider is.
A
1 = hout
2 = slechte
B
1 = hout
2 = goede
C
1 = metaal
2 = slechte
D
1 = metaal
2 = goede
Slide 32 - Quizvraag
Welke stofeigenschap wordt gebruikt in deze toepassing? Een pan is gemaakt van ijzer.
A
brandbaarheid
B
geleiding van warmte
C
oplosbaarheid
D
geleiding van stroom
Slide 33 - Quizvraag
Welke stofeigenschap wordt gebruikt in deze toepassing? Janice gebruikt parfum.
A
oplosbaarheid
B
kleur
C
geur
D
smaak
Slide 34 - Quizvraag
Welke stofeigenschap wordt gebruikt in deze toepassing? In de open haard ligt hout.
A
brandbaarheid
B
geleiding van warmte
C
oplosbaarheid
D
geleiding van stroom
Slide 35 - Quizvraag
Welke stofeigenschap wordt gebruikt in deze toepassing? Achmed doet zout in de soep.