ww-spelling H6 en stukje H6

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen 
- Je leert persoonsvormen in samengestelde zinnen correct te spellen
- Je leert persoonsvormen en voltooid deelwoorden die hetzelfde klinken, correct te spellen
- je weet wanneer de volgmeting is en wat de toetsstof is 

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
- Welkom (5 min) 
- Terugblik en vooruitblik (5 min)
- Uitleg: Werkwoordspelling (samengestelde zinnen en PVTT en VD die op elkaar lijken) (10 min)
- Zelfstandig werken: huiswerkopdrachten (25 min)
- Quiz (15 min)

Slide 3 - Tekstslide

Volgmeting 
Wanneer: donderdag 7 april 
Wat
- werkwoordspelling (H1, H3, H4, H5 en H6)
- grammatica woordsoorten: LW, BN, ZN, Pers vnw, Bezit vnw, WW, VW
- grammatica zinsdelen: PV, OW, WG, LV, MV, BWP, HZ en BZ

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

H5 Werkwoordspelling
PV's in samengestelde zinnen (zinnen met meerdere pv's)

Zoek de PV's, hoe: verander de zin in de tijd

Slide 9 - Tekstslide


Slide 10 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Enkelvoud: 
ik en voor jij = ik-vorm (=aangepaste stam)
jij, hij, zij, het = ik-vorm+t
Meervoud
wij, zij, jullie = infinitief= hele werkwoord

Lopen: lop-en wordt loop:                          ik loop, loop jij, hij loopt, wij lopen
Laden: lad-en wordt laad:                           ik laad, laad jij, hij laadt, wij laden
Branden: brand-en:                                        ik brand, brand jij, hij brandt, wij branden
Verhuizen: verhuiz-en wordt verhuis:    ik verhuis, verhuis jij, hij verhuist, wij verhuizen

Slide 11 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd
Enkelvoud:
ik-vorm+te of ik-vorm+de (als er al een d of t in het werkwoord staat voor-en, verdubbelt deze in)
Meervoud:
ik-vorm+ten of ik-vorm+den (als er al een d of t in het werkwoord staat voor-en, verdubbelt deze)

Wanneer te(n) of de(n)?: staat er al één voor -en dan verdubbelt deze of verlengproef of kofschip

Laden: ik-vorm: ik laad, PVVT:ik laadde, wij laadden
Branden: ik-vorm: ik brand, PVVT: ik brandde, wij brandden
Verhuizen: ik vorm: ik verhuis, PVVT: ik verhuisde, wij verhuisden

Slide 12 - Tekstslide

HET VOLTOOID DEELWOORD

- heeft altijd een ander werkwoord nodig

- begint vaak met ge- (soms met be- of ver-)

- eindigt op -en of op en -d of -t


Dat hebben de jongens mooi gemaakt

Schiet op! De les is al begonnen

Bijvoorbeeld

Slide 13 - Tekstslide

HET VOLTOOID DEELWOORD  

laatste letter: -t of een -d


Gebruik de verlengproef om te horen of je

een -t of een -d aan het eind  moet schrijven.


Je maakt het voltooid deelwoord met een t-klank langer met -e.

Je hoort dan of je een -t of een -d moet schrijven.



Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord van een voltooid deelwoord
Van voltooide en onvoltooide deelwoorden kun je een bijvoeglijk naamwoord maken. 
Afspraak: een bijvoeglijk naamwoord schrijf je zo kort mogelijk.
Lopen: een gelopen race
Branden: het verbrande huis (en niet verbrandde)
Laden: het geladen pistool
Verhuizen: het verhuisde stel
Vergroten: de vergrote foto (en niet vergrootte) 

Soms vanwege uitspraak toch een dubbele dd of tt: 
Het bekladde behang

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 2 H5 maken

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag
Maak de opdrachten van de planning: Werkwoordspelling H5 en H6 (H5: opdracht 1, 3 en 4, H6: opdracht 1 en 2)

Slide 18 - Tekstslide

Kahoot

Slide 19 - Tekstslide