adverbs&adjectives

adverbs & adjectives
Doel: Aan het einde van de les ken je het verschil tussen bijwoorden en bijvoeglijk naamwoorden
en weet je hoe ze in het Engels gebruikt worden.
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

adverbs & adjectives
Doel: Aan het einde van de les ken je het verschil tussen bijwoorden en bijvoeglijk naamwoorden
en weet je hoe ze in het Engels gebruikt worden.

Slide 1 - Tekstslide

Vergelijk
The beautiful house
The extremely beautiful house.

Slide 2 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord: adjectives.
Zegt iets van zelfstandig naamwoord.
The beautiful house.

Slide 3 - Tekstslide

Bijwoorden: adverbs
zegt iets over:
werkwoord
bijvoeglijk naamwoord
ander bijwoord
hele zin

Slide 4 - Tekstslide

werkwoord
She sings beautifully.

Slide 5 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
He finished the painting at a terrifically fast pace.

Slide 6 - Tekstslide

ander bijwoord
You can sing truly beautifully.

Slide 7 - Tekstslide

Hele zin
Luckily, I now understand adverbs.

Slide 8 - Tekstslide

om adverb te maken:
woord+ ly
beautiful- beautifully
proud- proudly

Slide 9 - Tekstslide

Hoe maak je een bijwoord?
Bijvoeglijk naamwoord + LY
IC - ALLY
(fantastic - fantastically)
Y - ILY
funny - funnily
UE - ULY
(true - truly)
LL - LLY
(full - fully)

Slide 10 - Tekstslide

Uitzondering 2.0 
adjectives - adverbs
good - well 
fast - fast
long - long
fair - fair
Uitzonderingen
Adjectives    -       Adverbs    
good               -       well  
fast                  -       fast
hard                -       hard

daily, always, still, never, often stay the same

Slide 11 - Tekstslide

Adjectives and adverbs

She dances ......
A
wonderful
B
wonderfully

Slide 12 - Quizvraag

Adjectives and adverbs

Racehorses have to run really ....
A
quickly
B
quick

Slide 13 - Quizvraag

Adjectives and adverbs

She skates ....
A
fastly
B
fast

Slide 14 - Quizvraag

ADVERBS & ADJECTIVES

I didn't know Ibrahim could cook so ___ (good).

Slide 15 - Open vraag

ADVERBS & ADJECTIVES

The dog barks ....... (angry)

Slide 16 - Open vraag

Adverbs & Adjectives

It's a ... (horrible) thing when you get robbed.

Slide 17 - Open vraag

ADVERBS & ADJECTIVES

Jolene is an ....(exceptional) talented girl.

Slide 18 - Open vraag

Waar staat een bijwoord in de zin (adverb)?
* VOOR een bijvoeglijk naamwoord (adjective) of een ander bijwoord (adverb) - (she works really seriously)

* VOOR het hoofdwerkwoord - (I can hardly believe my eyes)

* NA een vorm van to be (is, am, are, was, were...)
- (I am usually late)

Slide 19 - Tekstslide