De belangrijkste informatie in een tekst noemen we de hoofdzaken. Wat niet zo belangrijk is, zijn de bijzaken. De hoofdzaken van een tekst vind je vaak op voorkeursplaatsen, zoals de inleiding en het slot van een tekst.
De hoofdzaak van een alinea staat vaak in de kernzin. Dat is meestal de eerste zin van de alinea en soms de laatste. In de zinnen voor of na de kernzin staat dan een nadere uitleg of een voorbeeld. De kernzin kan ook de tweede zin zijn. Vaak geeft dan de eerste zin het verband met vorige alinea(’s) aan, zoals: Er is nog een andere oorzaak. Sommige leerlingen zijn gewoon hun motivatie kwijt.
Soms heeft een alinea geen kernzin. Dan moet je zelf de hoofdzaak bepalen.
Als je een tekst moet onthouden, kun je de hoofdzaken in een schema zetten of in een samenvatting.
Zo maak je een schema van een tekst
Lees de tekst goed door.
1. Onderstreep de hoofdzaken. Let op de voorkeursplaatsen: de inleiding, het slot en de kernzinnen. Let ook op opvallend gedrukte woorden.
2. Noteer de belangrijkste informatie uit de tekst. Geef opsommende verbanden aan met nummers (1, 2, 3), dots (•) of streepjes (–); geef tegenstellende verbanden aan met pijltjes (↔).
Zo maak je een samenvatting van een tekst
Lees de tekst goed door.
1. Onderstreep de hoofdzaken. Let op de voorkeursplaatsen: de inleiding, het slot en de kernzinnen. Let ook op opvallend gedrukte woorden.
2. Neem de kernzinnen en andere hoofdzaken over. Maak er een samenhangende tekst van. Geef verbanden in de tekst aan met signaalwoorden.