3 Herhaling

3 Herhaling
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

3 Herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Programma
-Nakijken + controleren huiswerk
10 min
-Herhalen hoofdstuk 3
10 min
-Klassikaal oefenen
10 min
-Zelfstandig oefenen
45 min

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?


  • Je weet alles van hoofdstuk 3.
  • Je weet wat je moet leren voor TW3.
  • Je weet waar je de stof kan vinden wat je moet leren voor TW3. 

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk controleren + nakijken
Open je schrift. 
Ga naar Google Classroom. 
In de map "Nederlands h1t" vind je een kopje met "Antwoorden". 
Daarin staan de antwoorden van 3f.
Kijk je gemaakte opdrachten na. 


Slide 4 - Tekstslide

Wat is meertaligheid?

Slide 5 - Woordweb

Wat is je moedertaal?

Slide 6 - Woordweb

Verwijswoorden
Verwijzen terug naar andere woorden of zinsdelen. 






Controleer altijd of het duidelijk is waar je naar verwijst. 
Juliette keek naar haar dochter en opeens begon ze keihard te lachen. 
Wie lacht er?
Hoe kan je deze zin anders formuleren?


Voornaamwoorden
Bijwoorden
Synoniemen
Persoonlijke (hij/zij/jullie/het)
Aanwijzende (die/dat/zo'n)
Bezittelijke (mijn/zijn/hun)
Vragende (welke/wat)
daar/daarvan/erover/hier/hoe/toen/waar/wanneer/zo.
Verschillende woorden met dezelfde betekenis. 

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een interview en een gewoon gesprek?

Slide 8 - Open vraag

Wat moet je doen in de voorbereiding van een interview?

Slide 9 - Open vraag

Waarom is het belangrijk een interview goed voor te bereiden?

Slide 10 - Open vraag

Interviewen
Middel om informatie te krijgen over iets of iemand. Voorbereiden: van tevoren vragen bedenken. Alleen de interviewer stelt vragen --> verschil gesprek. 

Voorbereiding
Interview
Bedenk wie en waarom je wilt interviewen. 
Ga netjes om met elkaar. Stel jezelf voor, zorg voor een goede sfeer, vraag of de geïnterviewde het resultaat wilt zien en bedank aan het einde. 
Benader de persoon en maak afspraken. 
Je houd je mening op de achtergrond. Blijf objectief en probeer je te verplaatsen. 
Bereid het interview goed voor. 
Let op: één vraag tegelijk, open en neutrale vragen, doorvragen, uitdagende/prikkelende vragen, laat ruimte open voor vragen die ter plekke opkomen. 
Leg materiaal klaar dat je nodig hebt. 
Werk het interview uit. Maak een selectie van vragen en antwoorden zodat het een interessant verhaal wordt. 

Slide 11 - Tekstslide

Wat weet je nog over dichten over gevoelens?

Slide 12 - Woordweb

Dichten over gevoelens
Dichten kan een manier zijn om gevoelens over te brengen, te uiten en te begrijpen. 
Dichten en gedichten lezen is een kwestie van oefening baart kunst. 

Slide 13 - Tekstslide

Wat weet je nog over dichten met een boodschap?

Slide 14 - Woordweb

Dichten met een boodschap
Gedichten kunnen een uiting van protest en grote zorgen zijn. 
Podiumpoëzie zijn voorgedragen gedichten. 
Spoken word is de kunst om woorden van het papier te halen en tot leven te brengen. Voorgedragen gedichten gaan vaak over de buitenwereld, de maatschappij. 

Slide 15 - Tekstslide

Woordenschat
Aanvankelijk - anekdote - gemis - in aanraking komen met - naarmate - onderdompelen - op lange termijn - streektaal - vloeiend - zich eigen maken - cognitief - cruciaal - emanciperen - onder de knie krijgen - oppikken - sociaal-economisch - veronderstellen - verwateren - vooroordeel - voortkomen uit - cliënt - denkbeeld - documenteren - ideaalbeeld - iets beu zijn - rolverdeling - star - ter plekke - aanhef - frustratie - harnas - letterlijk - onder woorden brengen - rouw - talloos - tegenstelling - wanhoop - benaderen - commentaar - confronterend - kansenongelijkheid - onrecht - pandemie - protesteren - teder - verwaandheid - zondaar

Slide 16 - Tekstslide

Schrijfopdracht
Schrijf een verhaal. Elke keer als ik een woord van hoofdstuk 2 noem, verwerk je deze in je verhaal. Je verhaal begint met de zin "Op school ....."
Wees creatief!

Slide 17 - Tekstslide

Twintig vragen
Ik vraag iemand om voor de klas te komen staan en vraag hem of haar een woord van hoofdstuk 3 in gedachten te nemen.
De klas mag vervolgens in maximaal twintig vragen erachter proberen te komen om welk woord het gaat. Maar pas op, er mag alleen met ‘ja’ en ‘nee’ geantwoord worden.  Lukt het? Dan heeft de klas gewonnen. Toch niet? Dan heeft de leerling voor de klas glansrijk gewonnen.

We spelen eerlijk en steken ons hand op als we een vraag willen stellen. 

Slide 18 - Tekstslide

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
Hoofdstuk 3 alle niet gemaakte opdrachten / drilsteroefeningen. 
Hoe?
Oefenboek hoofdstuk 3.
Handboek hoofdstuk 3. 
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 11.10.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Huiswerk volgende week, zie Magister/Studiewijzer. 

Slide 19 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je weet alles van hoofdstuk 3.


Je weet wat je moet leren voor TW3.

Je weet waar je de stof kan vinden wat je moet leren voor TW3. 


Slide 20 - Sleepvraag