In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Welkom!
Slide 1 - Tekstslide
Voegwoorden?
Slide 2 - Woordweb
Lesdoel formuleren
Aan het eind van deze paragraaf kan/weet je:
- De meeste verbindingswoorden juist gebruiken;
- wat de regels zijn voor het gebruik van komma's.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Zelf oefenen
Maak van de volgende twee korte zinnen een nieuwe zin. Soms moet je de volgorde van de woorden veranderen. Zet punten en komma's waar dat nodig is. Gebruik de verbindingswoorden want - maar - omdat - en - zodat.
Slide 5 - Tekstslide
De computer is kapot gegaan / de laptop doet het gelukkig nog
Slide 6 - Open vraag
Ajax heeft met 3-0 gewonnen van Sparta / Vitesse heeft met 1-1 gelijkgespeeld tegen Heracles
Slide 7 - Open vraag
Onze auto kon niet verder rijden / de benzinetank was helemaal leeg
Slide 8 - Open vraag
Het regende pijpenstelen vanochtend / ik kwam doornat op school aan
Slide 9 - Open vraag
Ik vind de gymlessen leuk / je hoeft niet steeds stil te zitten
Slide 10 - Open vraag
Zo maak je goede zinnen:
Schrijf zinnen met hoofdletters en leestekens.
Ga na een punt op dezelfde regel verder.
Gebruik voegwoorden.
Gebruik komma's: voor de voegwoorden.
Gebruik geen komma bij en.
Slide 11 - Tekstslide
Oefenen
Maak opdracht 1 en 3 van pagina 34 en 35.
Maak het eerst zelfstandig.
Wissel van schrift met je buurvrouw/buurman.
Vul aan of verander waar nodig.
Bespreek samen het werk.
Kijk het na met het antwoordmodel.
Slide 12 - Tekstslide
Evaluatie
Ik kan de meeste verbindingswoorden (voegwoorden) gebruiken.
Ik weet wat de regels zijn voor het gebruik van de komma's.