Formuleren paragraaf 1 hoofdletters, leestekens en voegwoorden

Nederlands
Formuleren

1tvwo
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Formuleren

1tvwo

Slide 1 - Tekstslide

Programma:

- TV1B toets bespreken
- TV1A en TV1B  Zinnen correct begrenzen





Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Ik kan op de juiste manier voegwoorden en hoofdletters en  leestekens gebruiken in zinnen. 

Slide 3 - Tekstslide

Voegwoorden, hoofdletters en leestekens
Formuleren Par. 1

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdletters en leestekens
  • Je gebruikt een punt aan het eind van een zin.
  • Je gebruikt een komma voor een verbindingswoord. 
  • Je gebruikt een punt aan het eind van een zin.
                 vb. Ik loop straks gezellig naar huis.

  • Je gebruikt een komma voor een voegwoord 
                 vb. Morgen eet ik taart, omdat ik jarig ben.

  • Je gebruikt een komma tussen twee werkwoorden (vaak pv).
                 vb. Omdat ik graag bietjes lust, eten we dat vanavond.

  • Je gebruikt een vraagteken aan het eind van een vraagzin.
                 vb. Gaan jullie morgen ook fietsen?
Leestekens

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdletters
Je begint iedere nieuwe zin met een hoofdletter!

*Eigen namen moeten ook met hoofdletters
 (voornamen, achternamen, landen, woonplaatsen, rivieren, provincies, straatnamen, titels van boeken, films, kranten, tijdschriften.

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld
carla gaat verhuizen naar spanje omdat haar ouders daar een huis hebben gekocht

Carla gaat verhuizen naar Spanje, omdat haar ouders daar een huis hebben gekocht.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld
meneer van der meer doet het liefst op vrijdag zijn boodschappen bij de jumbo

Meneer Van der Meer doet het liefst op vrijdag zijn boodschappen bij de Jumbo.

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld
heeft jouw nichtje in juni meegedaan aan die wedstrijd in dat kleine groningse dorpje

Heeft jouw nichtje in juni meegedaan aan die wedstrijd in dat kleine Groningse dorpje?

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer gebruik je wat?
Aan het begin van een zin.
Tussen twee persoonsvormen.
Vóór een verbindingswoord.
Aan het eind van een vraagzin.
Aan het eind van een gewone zin.
hoofdletter
punt
vraagteken
komma
komma

Slide 10 - Sleepvraag

Zet hoofdletters en leestekens op de juiste plek:
vriendschap is goed voor je gezondheid het is even belangrijk als sporten want vriendschap maakt je minder gestrest zou je daardoor ook langer leven 

Slide 11 - Open vraag

Vriendschap is goed voor je gezondheid. Het is even belangrijk als sporten, want vriendschap maakt je minder gestrest
Zou je daardoor ook langer leven?

Slide 12 - Tekstslide

Staan hoofdletters en leestekens op de juiste plek?
Vanaf half december kregen we weer online les, omdat de besmettingscijfers te hoog waren.
A
goed
B
niet goed

Slide 13 - Quizvraag

Staan hoofdletters en leestekens op de juiste plek?
Omdat mijn zusje steeds zat te zeuren, mochten wij niet meer gamen. Vind je dat ook zo raar?
A
goed
B
niet goed

Slide 14 - Quizvraag

Staan hoofdletters en leestekens op de juiste plek?
Dit is echt een geweldig boek. Want ik kon niet meer stoppen met lezen, herken je dat?
A
goed
B
niet goed

Slide 15 - Quizvraag

Dit is echt een geweldig boek. Want ik kon niet meer stoppen met lezen, herken je dat?

Dit is echt een geweldig boek, want ik kon niet meer stoppen met lezen. Herken je dat?

Slide 16 - Tekstslide