WEBB 3.5 t/m 3.9

Welkom
4 HAVO ECONOMIE  ||  2023-2024
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
4 HAVO ECONOMIE  ||  2023-2024

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Vorige les
  • Lesdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag
  • Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide

Primaire arbeidsvoorwaarden
Secundaire arbeidsvoorwaarden
Pensioen
Salaris
Vakantiedagen
Werktijden
Werkkleding
Sabbatical
Scholing
dertiende maand

Slide 3 - Sleepvraag

Lesdoelen
Aan het einde van de les
  • Kun je onderscheid maken tussen een nominaal inkomen en een reëel inkomen. 
  • Kun je de verandering van koopkracht beredeneren en berekenen. 
  • Kun je de verandering van het reëel inkomen beredeneren en berekenen.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Welk economisch begrip hoort bij de volgende omschrijving: 'Een algemene stijging van de prijzen'

Slide 6 - Open vraag

Het CBS
Het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) houdt in Nederland de ontwikkeling bij van alle prijzen van goederen en diensten. Het CBS gebruikt daarbij indexcijfers.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld
  • Je loon in 2021 is €3,50
  • In 2022 wordt dat €4,00
  • De nominale loonstijging is dan €0,50
  • Oftewel... het loon in euro's 

Slide 8 - Tekstslide

Wat weet je over een indexcijfer?

Slide 9 - Woordweb

Indexcijfer
Een indexcijfer laat een procentuele verandering zien ten opzichte van een afgesproken periode.
Die periode noem je het basisjaar. De gegevens in het basisjaar hebben het indexcijfer 100.

Slide 10 - Tekstslide

Indexcijfer berekenen
Indexcijfer = nieuw getal ÷ getal in het basisjaar x 100

Voorbeeld
  • In het basisjaar is de prijs van een spijkerbroek € 30. Vijf jaar later is de prijs € 34.
  • Het nieuwe indexcijfer is € 34 ÷ € 30 x 100 = 113,3.
Of bereken de prijsstijging in procenten en dan plus 100. 
(34 - 30) : 30 x 100 = 13,3% --> 113,3

Slide 11 - Tekstslide

In het basisjaar is de prijs van een paar schoenen € 95.
Een jaar later is de prijs € 98.
Met hoeveel procent is de prijs van de schoenen
gestegen ten opzichte van het basisjaar?

Slide 12 - Open vraag

Als de prijzen stijgen...
Willen mensen ook meer loon!

Slide 13 - Tekstslide

Nominaal inkomen
  • Het inkomen dat je in euro’s verdient, is een nominaal inkomen.
  • Als je nominale inkomen met 5% stijgt en er is 3% inflatie, dan ga je er in koopkracht 2% op vooruit. --> officieel procentpunt. 

Slide 14 - Tekstslide

Als je inkomen met 4% stijgt en de prijzen met 6%. Wat gebeurd er dan met je koopkracht?
Stijgt
Daal

Slide 15 - Poll

Koopkracht
  • Als je inkomen hetzelfde blijft en de prijzen stijgen, dan daalt je koopkracht.
  • Als je inkomen stijgt en de prijzen hetzelfde blijven, dan stijgt je koopkracht.
  • Wanneer je koopkracht stijgt, kun je meer behoeften vervullen. Je welvaart stijgt dan.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Reëel inkomen

  • Als je rekening houdt met de gevolgen van inflatie voor je inkomen, spreek je van een reëel inkomen.
  • Reëel inkomen = koopkracht. 
  • Je inkomensstijging is gecorrigeerd met de inflatie. 

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld
Er is 5% inkomensstijging en 3% inflatie. Wat gebeurd er met je koopkracht?
105 : 103 x 100 = 101,9 --> stijging van 1,9%
Ric = Nic : pic x 100%

Jullie mogen ook 5% - 3% = 2% opschrijven

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag
Maken t/m 3.9
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken
Niet af? Huiswerk!
Tot 5 minuten voor tijd

Slide 20 - Tekstslide

Nakijken t/m 3.4

Slide 21 - Tekstslide

Vragen?

Slide 22 - Tekstslide

Leg in je eigen woorden uit wat het reële inkomen betekent

Slide 23 - Open vraag