In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Programma
Vorige les
Theorie
Aan de slag
Evaluatie
Slide 1 - Tekstslide
Nakijken t/m 3.4
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Het CBS
Het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) houdt in Nederland de ontwikkeling bij van alle prijzen van goederen en diensten. Het CBS gebruikt daarbij indexcijfers.
Slide 4 - Tekstslide
Voorbeld
Je loon in 2021 is €3,50
In 2022 wordt dat €4,00
De nominale loonstijging is dan €0,50
Oftewel... het loon in euro's
Slide 5 - Tekstslide
Indexcijfer
Een indexcijfer laat een procentuele verandering zien ten opzichte van een afgesproken periode.
Die periode noem je het basisjaar. De gegevens in het basisjaar hebben het indexcijfer 100.
Slide 6 - Tekstslide
Indexcijfer berekenen
Indexcijfer = nieuw getal ÷ getal in het basisjaar x 100
Voorbeeld
In het basisjaar is de prijs van een spijkerbroek € 30. Vijf jaar later is de prijs € 34.
Het nieuwe indexcijfer is € 34 ÷ € 30 x 100 = 113,3.
Slide 7 - Tekstslide
Indexcijfer berekenen
In het basisjaar is de prijs van een paar schoenen € 95.
Een jaar later is de prijs € 98.
Met hoeveel procent is de prijs van de schoenen gestegen ten opzichte van het basisjaar?
Slide 8 - Tekstslide
Als de prijzen stijgen...
Willen mensen ook meer loon!
Slide 9 - Tekstslide
Nominaal inkomen
Het inkomen dat je in euro’s verdient, is een nominaal inkomen.
Als je nominale inkomen met 5% stijgt en er is 3% inflatie, dan ga je er in koopkracht 2% op vooruit.
Slide 10 - Tekstslide
Koopkracht
Als je inkomen hetzelfde blijft en de prijzen stijgen, dan daalt je koopkracht.
Als je inkomen stijgt en de prijzen hetzelfde blijven, dan stijgt je koopkracht.
Wanneer je koopkracht stijgt, kun je meer behoeften vervullen. Je welvaart stijgt dan.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Reëel inkomen
Als je rekening houdt met de gevolgen van inflatie voor je inkomen, spreek je van een reëel inkomen.
De reële verandering in procenten van je inkomen bereken je als volgt.
Slide 13 - Tekstslide
Aan de slag
Maken t/m 3.9
Slide 14 - Tekstslide
Leg in je eigen woorden uit wat het reële inkomen betekent