HAVO 5 Domein D Leefomgeving Nederland

HAVO 5 Domein D Leefomgeving Nederland
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

HAVO 5 Domein D Leefomgeving Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Rivieren in de waterkringloop

Het gebied waar de rivier zijn water uit verzamelt = stroomgebied.

Grens tussen 2 stroomgebieden (natuurlijke grens, bv een gebergte) = waterscheiding.

Rivieren spelen een belangrijke rol in de waterkringloop.

verdampen: vloeibaar naar gas
condenseren: gas naar vloeibaar

Slide 2 - Tekstslide

Grondwaterpeil en infiltratie 
Een groot deel van het regenwater zakt in de bodem = infiltratie.
  

Bovenkant van het grondwater = grondwaterpeil

Het grondwater stroomt heel langzaam naar rivieren / zee.

Slide 3 - Tekstslide

Zoet en zout
  1. Neerslag is zoet water, net als het water in rivieren en grondwater.
    * Grondwater is de grootste opslag van zoet water.
    * Het grootste gedeelte van zoet water zit in gletsjers en ijs.
  2. Het water dat in zeeën en oceanen voorkomt is zout water.
  3. Water dat uit een mix van zout en zoet water bestaat, noemen we brak water (estuarium - bv. Westerschelde)

Slide 4 - Tekstslide

Lengteprofiel van een rivier
Bovenloop = het eerste stuk van de rivier, bij de bron. hoogste stroomsnelheid (erosie)
  

Middenloop = middelste stuk van een rivier. *Verhang is hier gemiddeld.

Benedenloop = het laatste stuk van de rivier, bij de monding. Het laagste gedeelte van de rivier, waar voornamelijk sedimentatie van fijn zand en klei plaatsvindt. 
* Verhang is hier gering, waardoor de rivier gaat meanderen

Slide 5 - Tekstslide

Lengteprofiel van een rivier
Verval: het verval is het hoogteverschil tussen twee punten van een rivier

Verhang: het verhang is het hoogteverschil tussen twee punten die 1 kilometer uit elkaar liggen en wordt ook wel het verval per kilometer genoemd. 

De eenheid van verhang is meters per kilometer. 


Slide 6 - Tekstslide

Vertragingstijd 
Vertragingstijd: De hoeveelheid tijd die water nodig heeft om na een regenbui in de rivier te komen.

De vertragingstijd wordt o.a. bepaald door:
  • De aanwezigheid van vegetatie (hoe meer vegetatie, hoe langer de vertragingstijd) 
  • De doorlaatbaarheid van de bodem (hoe zachter, hoe langer de vertragingstijd)
  • De invloed van de mens (verstening, riolering, ontbossing, kanalisatie) -  Meestal: hoe meer menselijke invloed, hoe korter de vertragingstijd. 

Kanalisatie: Dit is het rechttrekken van bochten in een rivier, bedoeld om het water sneller af te voeren. 

Slide 7 - Tekstslide

Soorten rivieren
Gletsjerrivier: De rivier wordt gevoed door smeltwater uit de bergen. Piekafvoer in het voorjaar (zichtbaar in regiem).
  

Regenrivier: Deze wordt gevoed door regenwater. In het regiem zie je de schommeling van natte en droge periode. Voorbeeld: de Maas

Gemengde rivier: Deze wordt gevoed door een combinatie van regenwater en smeltwater. Het regiem kent minder schommelingen. In het voorjaar smeltwater en in het najaar regen. Voorbeeld: de Rijn



Slide 8 - Tekstslide

Regiem, debiet & piekafvoer
Rivieren komen aan hun water door: regen, smeltwater of door een combinatie.
  

Smeltwater is het water dat vrijkomt door het smelten van een gletsjer of landijs.

Het soort water waarmee de rivier wordt gevoed, bepaalt het regiem. Het regiem zijn de schommelingen in de waterafvoer van een rivier in een jaar.

De totale hoeveelheid water die in een rivier in een bepaalde tijdseenheid afvoert, noemt men het debiet.
Piekafvoer: er is sprake van een piekafvoer wanneer er een grote hoeveelheid water in korte tijd moet worden afgevoerd via een rivier. 


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Rivieren in Nederland
Nederland is een land waar rivieren uitmonden.  
Riviermonding: Dit is de plek waar de rivier in uitmondt en eindigt, zoals in de zee.

In Nederland zijn er enkele grote rivieren:
  • De Maas: regenrivier - 950 km lang en ontspringt in Frankrijk, vervolgens door België en en uiteindelijk Nederland (komt in Maastricht binnen en mondt uit in de Noordzee bij Rotterdam).
  • De Schelde: regenrivier - 350 km lang en ontspringt in het noorden van Frankrijk, vervolgens door België en dan Nederland De Schelde mondt uit in de Noordzee (bij Zeeland).
  • De Rijn: gemengde rivier - 1230 km lang en ontspringt in Zwitserland. De rivier stroomt door zes landen (Zwitserland, Liechtenstein, Oostenrijk, Duitsland, Frankrijk en Nederland) en ontstaat als een bergrivier die zijn water krijgt van de gletsjers uit het Gotthardmassief.

De Rijn komt binnen bij Lobith en vertakt zich daarna in de Waal (diepste en drukste rivier van Nederland!) en de Nederrijn/Lek stromen richting Rotterdam en de Noordzee. De IJssel, vertakking van de Nederrijn, naar het IJsselmeer. 


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Kenmerken van het rivierengebied
Het stelsel van aftakkingen van een rivier, voordat deze uitmondt noemen we een rivierdelta.

 

Delta's:
  • Delta's liggen vaak in vlakke gebieden;
  • Delta bestaat uit vruchtbare riviersediment dat is bezonken bij de monding van de rivier;
  • Bij delta's zijn vaak goede landbouwmogelijkheden vanwege het vruchtbare riviersediment.

Slide 13 - Tekstslide

Kenmerken van de rivier
Meanderen van de rivier:
  • Aangezien de stroomsnelheid van het water in de rivieren in Nederland laag is, kan een rivier hier meanderen.
  • Meanderen is het slingeren van de rivier door het landschap, waarbij de buitenbochten van de rivier steeds breder worden, omdat de rivier hier het snelst stroomt en zand meeneemt. Tot slot wordt het materiaal (bijvoorbeeld; zand, veen, löss of klei) neergelegd. Dit noemen we sedimentatie.
  • In een meanderende rivier heb je de buitenbocht (stootoever - erosie - hogere stroomsnelheid) en de binnenbocht (glijoever - sedimentatie lagere stroomsnelheid).

Slide 14 - Tekstslide

Oeverwallen
Rivieren zonder dijken worden aan de oevers ook gekenmerkt door oeverwallen.
   

Oeverwallen zijn zandige afzettingen langs de rivier, die door de rivier op de oevers worden afgezet. 

Slide 15 - Tekstslide

Komgronden
Op termijn vormen de oeverwallen een natuurlijke dijk van zand. Zand bezinkt direct naast de rivier.
   

Klei bezinkt verder van de rivier en vormt dan zogenaamde komgronden (als de rivier buiten zijn oevers treedt).

Komgrond bestaat uit zware rivierklei en ligt niet direct langs de rivier. De rivieren in midden Nederland liggen in komgrondgebieden. 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Het regiem van de Rijn is de laatste decennia steeds onregelmatiger geworden. Dit wordt mede veroorzaakt door klimaatverandering.

Leg uit dat klimaatverandering tot een onregelmatiger regiem van de Rijn leidt. Je uitleg moet een oorzaak-gevolg relatie bevatten.

Slide 24 - Open vraag

Uitbreiding van de steden heeft de afgelopen 150 jaar bijgedragen aan een afname van de vertragingstijd in het stroomgebied van de Rijn.

Leg dit uit. Je uitleg moet een oorzaak-gevolg relatie bevatten.

Slide 25 - Open vraag