thema 8 week 1 les 4 Voornaamwoorden

Woordsoorten: 
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Woordsoorten: 
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Aanwijzend voornaamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Deze  persoonlijke voornaamwoorden kun je gebruiken als onderwerp in de zin

Slide 3 - Tekstslide

Deze persoonlijke voornaamwoorden kun je niet gebruiken als onderwerp, maar als lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

De tandarts is vandaag afwezig,  want                 is ziek.                 
Nina vindt John leuk. Ze is verliefd op 
Wanneer gaan                     verhuizen?
Hoeveel boterhammen eet                   per dag? 
hij
je
ik
hem
zij

Slide 6 - Sleepvraag

Persoonlijke voornaamwoorden kun je vervangen door een zelfstandig naamwoord of een eigen naam

Hij geeft haar een cadeautje.
De persoonlijke voornaamwoorden kun je vervangen door:
De jongen geeft Melissa een cadeautje.
of
Erik geeft het meisje een cadeautje.

Slide 7 - Tekstslide

Of 
Zij geeft hem te eten.
De persoonlijke voornaamwoorden kun je vervangen door:
Tamara geeft de kat te eten,
of
Het buurmeisje geeft Minoes te eten.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het pers. vnw.?
Jullie moeten hem deze vraag stellen.

Slide 12 - Open vraag

Wat is het pers. vnw.?
Kunt u me morgen naar de bioscoop brengen?

Slide 13 - Open vraag

Wat is het pers. vnw.?
Jullie moeten hem deze vraag stellen.

Slide 14 - Open vraag

Wie haalt jullie op?

jullie =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 15 - Quizvraag

mijn huis.
mijn=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 16 - Quizvraag

Wij hebben ons vergist.
wij =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 17 - Quizvraag

Is 'mij' persoonlijk of bezittelijk:
Dat boek is van mij.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 18 - Quizvraag

Zijn pen doet het niet.

Is 'zijn' een bezittelijk of een persoonlijk voornaamwoord?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het bez. vnw.?
Mijn telefoon is zoek.

Slide 20 - Open vraag

Wat is het bez. vnw.?
Heb jij mijn tas meegenomen ?

Slide 21 - Open vraag

Wat is het bez. vnw?
Smaakt jouw kroket ook zo vies?

Slide 22 - Open vraag

Komen jullie ook naar de kampioenswedstrijd kijken?

'jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 23 - Quizvraag

Jullie paspoorten zijn niet meer geldig.

'Jullie' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 24 - Quizvraag

Deze glutenvrije spaghetti is speciaal voor mij gemaakt.

'mij' is een
A
bezittelijk vnw.
B
persoonlijk vnw.

Slide 25 - Quizvraag

Maak een zin met een persoonlijk voornaamwoord.

Slide 26 - Open vraag

Maak een zin met een bezittelijk voornaamwoord.

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide

Aanwijzende voornaamwoorden zijn o.a. die, dit, dat, deze. zulke, zo'n en dergelijke. 

  • Een aanwijzend voornaamwoord kan in plaats van een lidwoord voor een zelfstandig naamwoord (zn) staan. Het verwijst naar het zn en maakt het zn specifieker. 

  • 1) Mag ik een pen van jou? (een = lw)
  • 2) Mag ik deze pen van jou? (deze = aanw. vnw)

  • In zin 1) wordt een willekeurige pen bedoeld en zin 2) een specifieke pen. 

Slide 29 - Tekstslide


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Ik heb dit onderdeel altijd al makkelijk gevonden. 

Slide 30 - Open vraag


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Dergelijke vragen mogen ze me gerust stellen.  

Slide 31 - Open vraag

Ga aan de slag met les 4 van Thema 8
Succes!

Slide 32 - Tekstslide