3.1 Atoommodel 3V

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Atoommodel door de jaren heen
'Is materie eeuwig deelbaar?'

Deze vraag stelden de eerste filosofen al rond 460 voor Christus.


Slide 2 - Tekstslide

0

Slide 3 - Video

Atoommodel

Slide 4 - Tekstslide

Rutherford
Dalton
Bohr
Negatief geladen elektronenwolk
Elektronen in schillen
Atoom is één massief deeltje

Slide 5 - Sleepvraag

Wat is het verschil tussen het atoommodel volgens Rutherford en het atoommodel volgens Bohr?
timer
0:40
A
Volgens Rutherford zitten protonen in een wolk om de kern heen. Bohr zegt dat ze georganiseerd zijn in schillen.
B
Volgens Rutherford zitten neutronen in een wolk om de kern heen. Bohr zegt dat ze georganiseerd zijn in schillen.
C
Volgens Rutherford zijn elektronen georganiseerd in schillen om de kern. Bohr zegt dat ze georganiseerd zijn in een wolk.
D
Volgens Rutherford zijn elektronen georganiseerd in een wolk om de kern. Bohr zegt dat ze georganiseerd zijn in schillen.

Slide 6 - Quizvraag

Atoombouw
Atoombouw:
Kern: bevat protonen en neutronen
Elektronenwolk: bevat elektronen die zich in banen rondom de kern bewegen. Dit noemen we schillen.

K-schil: max. 2 elektronen
L-schil: max. 8 elektronen
M-schil: max. 18 elektronen

Slide 7 - Tekstslide

Dus een atoom bestaat uit protonen, elektronen en neutronen, maar hoeveel?
Periodiek Systeem blz. 272
Atoomnummer = aantal protonen = aantal elektronen
Massagetal = aantal protonen + aantal neutronen

Isotopen:
Zelfde atoomsoort dus hebben een gelijk aantal protonen en elektronen, maar een verschillend aantal neutronen.

Slide 8 - Tekstslide

Wat weegt een atoom?
Dat ligt aan het aantal deeltjes in een atoom.
Protonen, neutronen en elektronen zijn natuurlijk heel klein.
Een proton  weegt 0,000 000 000 000 000 000 000 001 67262 g
Een proton weegt 1,6726·10 -24 g
Een neutron weegt 1,6749·10-24 g
Een elektron weegt 0,00091·10-24 g


Slide 9 - Tekstslide

Wat weegt een atoom?
Omdat de massa's zo klein zijn gebruiken we als eenheid voor atoommassa vaak de massa in u (= atomaire massa eenheid) .
1 u = 1,67 ·10 -27 kg

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld: chloor
Twee isotopen van chloor in de natuur: Cl-35 en Cl-37






In de K-schil: 2 elektronen, in de L-schil: 8 elektronen, in de M-schil: 7 elektronen


Slide 11 - Tekstslide

  • atoomnummer = aantal protonen (= aantal elektronen)

  • massagetal = aantal protonen + aantal neutronen

  • aantal neutronen = massagetal - atoomnummer

Slide 12 - Tekstslide

Atoommodel van Bohr

Slide 13 - Tekstslide

Lithium in het periodiek systeem
Het atoommodel van lithium

Slide 14 - Tekstslide

Symbool
atoommassa
atoomnummer

Slide 15 - Sleepvraag

Zoek in je periodiek systeem (blz. 272) fluor op.
Geef het aantal deeltjes in fluor.
protonen: .. neutronen: .. elektronen: ..
(zet een spatie tussen de getallen)yu
timer
0:30

Slide 16 - Open vraag

Zoek in je periodiek systeem (blz. 272) aluminium op.
Geef het aantal elektronen
K-schil: .. L-schil: .. M-schil: ..
(zet een spatie tussen de getallen)
timer
0:30

Slide 17 - Open vraag

Huiswerk voor de volgende les
Lees 3.1 en maak de opdrachten 1 t/m 5

Doe dit in de online omgeving!! dus niet in je schrift.

Slide 18 - Tekstslide

Isotopen

Slide 19 - Tekstslide

Het atoomnummer is het zelfde als...
timer
0:10
A
Aantal elektronen
B
Aantal neutronen
C
Aantal protonen
D
Aantal neutronen + protronen

Slide 20 - Quizvraag

Zoek op in het P.S.
Het atoomnummer van koolstof =
timer
0:10
A
6
B
8
C
12
D
16

Slide 21 - Quizvraag

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 23. Hoeveel neutronen heeft natrium?
timer
0:20
A
11
B
12
C
23
D
34

Slide 22 - Quizvraag

Zoek op in het P.S.,
Het atoomnummer van zuurstof =
timer
0:10
A
6
B
8
C
12
D
16

Slide 23 - Quizvraag

Geef het atoomnummer
en het massagetal van dit atoom.
timer
0:15
A
6 6
B
6 12
C
12 12
D
12 18

Slide 24 - Quizvraag

Geef de naam van dit atoom.
timer
0:20
A
koolstof
B
magnesium
C
argon
D
zuurstof

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen Pb met massagetal 206 en Pb met massagetal 208?
timer
0:15
A
Verschillend aantal protonen
B
verschillend aantal neutronen
C
verschillend aantal elektronen
D
Er zijn geen verschillen

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de overeenkomst tussen Pb met massagetal 206 en Pb met massagetal 208?
timer
0:15
A
Hetzelfde aantal protonen
B
Hetzelfde aantal neutronen
C
Hetzelfde aantal elektronen
D
Er zijn geen overeenkomsten

Slide 27 - Quizvraag

Huiswerk voor de volgende les
Lees 3.1 en maak de opdrachten 6 t/m 8

Doe dit in de online omgeving!! dus niet in je schrift.

Slide 28 - Tekstslide