Flexles les 1 herhalen zd toets 2

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leerwerkboek;
  • je etui;
  • je schrift.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je leerwerkboek;
  • je etui;
  • je schrift.

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Herhalen zinsdelen
  • Zelf oefenen
  • Vragen stellen

Slide 2 - Tekstslide

2.7 Grammatica zinsdelen
  • Je kunt in een zin het werkwoordelijk gezegde benoemen. Je denkt daarbij ook aan de splitsbare werkwoorden. Ook weet je dat 'aan het + infinitief' en 'te + infinitief' daarbij horen (p. 111). 
  • Je kunt in een zin het onderwerp benoemen. Je weet hoe je de onderwerpsproef doet (pv van ev naar mv of andersom), maar je kunt het ook benoemen door de vraag: wie/wat + gezegde? te stellen (p.112).
  • Je kunt in een zin het lijdend voorwerp benoemen. Je doet dat door de vraag te stellen: wie/wat + gezegde + onderwerp? (p.114).

Slide 3 - Tekstslide

Wat moet je dan al kunnen?
  1. persoonsvorm in een zin kunnen benoemen
  2. zinsdeelstrepen kunnen zetten 

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm vinden
  1. persoonsvorm is een vorm van een werkwoord
  2. kan in enkelvoud of meervoud staan

Je vindt de persoonsvorm door de tijd van de zin te veranderen. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm. 

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de pv?
Het nieuwe nummer van de Volendamse zanger staat deze week op nummer 1 in de Nederlandse hitlijsten.

Waarom ga je vanavond niet naar zijn feestje?

Slide 6 - Tekstslide

Zinsdeelstrepen zetten
  1. Zinsdeel bestaat uit één woord of een paar woorden die bij elkaar horen.
  2. Elk zinsdeel  heeft één functie: wg, o, lv. Persoonsvorm is een zinsdeel dat hoort bij het wg.

Doe de zinsdeelproef: probeer steeds een woord of woordgroep voor de pv te zetten. Als dat zo is, is het een zinsdeel. 

Slide 7 - Tekstslide

Waar moeten de strepen?
Een Japanse boot is onlangs gezonken.

Het schip was door een koe getroffen.

De koe werd per vliegtuig vervoerd.

Slide 8 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
  • Alle werkwoorden in de zin.
  • Ook losse deel van splitsbaar werkwoord hoort erbij. Denk aan: opbellen => bel op, meevallen => viel mee.
  • aan het + infinitief of te + infinitief horen erbij

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Ze probeert de vragen te begrijpen.

Ik bel mijn vriendje straks op.

Ik ben de les aan het volgen.

Slide 10 - Tekstslide

Onderwerp
Onderwerp is de hoofdrolspeler in de zin. Begint nooit met een voorzetsel.

Manier 1: onderwerpsproef
pv veranderen van enkelvoud naar meervoud of andersom
zinsdeel dat mee moet veranderen, is het onderwerp
Manier 2: vraag stellen
Wie/wat  + gezegde? Antwoord hierop is het onderwerp.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?
Ze probeert de vragen te begrijpen.

Ik bel mijn vriendje straks op.

Ik ben de les aan het volgen.

Slide 12 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
  • Belangrijke rol naast het onderwerp. Begint nooit met een voorzetsel.
  • Komt voor in zinnen met werkwoorden waar je iets of iemand voor kunt zetten: iets stemmen, iemand feliciteren.

Vinden door de volgende vraag te stellen:
Wie/wat + wg + o? Antwoord is het lijdend voorwerp.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp?
Ze probeert de vragen te begrijpen.

Ik bel mijn vriendje straks op.

Ik ben de les aan het volgen.

Slide 14 - Tekstslide

Zelfstandig werken
  • Je gaat oefenen met een werkblad.
  • Je kunt vragen stellen. 

Slide 15 - Tekstslide

Afsluiting
  • Kun je de pv vinden en de zinsdeelstrepen zetten?
  • Kun je het wg vinden?
  • Kun je het o vinden? En het lv? 

Slide 16 - Tekstslide