The verb 'to be'

The verb 'to be'
Unit 1 Lesson 4
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

The verb 'to be'
Unit 1 Lesson 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

to be
to be = werkwoord (verb)
to be = zijn

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

To be (bevestigend) 

To be = zijn


Onderwerp
Werkwoord
Afkorting
Voorbeeld
I
Am
I'm
I am twelve. / I'm twelve.
He, She, It
Is
He's / She's / It's
He is eight. / He's eight.
You, We, They
Are
You're / We're / They're
We are friends. / We're friends.

Slide 3 - Tekstslide

Deze laten overnemen in schrift
... happy to be here.
A
There
B
Their
C
They're

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

To be:
You _____ (to be)hungry.
A
was
B
to be
C
are
D
is

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

He ______ (not/ to be) happy to be here.
A
am not
B
are not
C
is not

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I ... late for work!
A
am
B
are
C
is
D
'm

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

You ... nice.
A
is
B
're
C
are
D
am

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

To be (bevestigend) 

To be = zijn


Onderwerp
Werkwoord
Afkorting
Voorbeeld
I
Am
I'm
I am twelve. / I'm twelve.
He, She, It
Is
He's / She's / It's
He is eight. / He's eight.
You, We, They
Are
You're / We're / They're
We are friends. / We're friends.

Slide 9 - Tekstslide

Deze laten overnemen in schrift

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies