Herhalingsles Unit 1

Herhaling Unit 1
Vandaag gaan we Unit 1 herhalen.
Vrijdag hebben we de toets
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling Unit 1
Vandaag gaan we Unit 1 herhalen.
Vrijdag hebben we de toets

Slide 1 - Tekstslide

Welcome!!

Slide 2 - Tekstslide

personal pronouns

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij 
you
we
It
he
she
you
I
They

Slide 5 - Sleepvraag

werkwoord 'zijn'


verb 'to be'
'To be'

Ik
ben
Jij
bent
zij
is
Hij 
is
Het
is
Wij
zijn
Jullie
zijn
Zij
zijn
I
am
I'm
You
are
You're
She
is
She's
He
is
He's
It
is
It's
We
are
We're
You
are
You're
They
are
They're

Slide 6 - Tekstslide


To be: ... it going to be a difficult test?
A
am
B
are
C
is

Slide 7 - Quizvraag

To be: You _____ (to be)hungry
A
am
B
are
C
is

Slide 8 - Quizvraag

Katy and Peter ... (to be) happy to be here.
A
am
B
are
C
is

Slide 9 - Quizvraag

I ... (to be) very tired today
A
Am
B
Are
C
Is

Slide 10 - Quizvraag

werkwoord 'zijn'


verb 'to be'
'To be'
negative
(negatief)
I
am not
I'm not
You
are not
You're not
She
is not
She's not
He
is not
He's not
It
is not
It's not
We
are not
We're not
You
are not
You're not
They
are not
They're not
Ik
ben niet
Jij
bent niet
zij
is niet
Hij 
is niet
Het
is niet
Wij
zijn niet
Jullie
zijn niet
Zij
zijn niet

Slide 11 - Tekstslide

werkwoord 'zijn'


verb 'to be'
'To be'
question
(vragend)
Ben
ik?
Ben
jij?
Is
zij?
Is
hij?
Is
het?
Zijn
wij?
Zijn
jullie?
Zijn
zij?
Am
I
Are
you?
Is
she?
Is
he?
Is
it?
Are
we?
Are
you?
Are
they?

Slide 12 - Tekstslide

To be: You _____ (to be)hungry
A
am not
B
are not
C
is not

Slide 13 - Quizvraag

Katy and Peter ... (to be) happy to be here.
A
am not
B
are not
C
is not

Slide 14 - Quizvraag

I ... (to be) very tired today
A
Am not
B
Are not
C
Is not

Slide 15 - Quizvraag

Deze les: Cijfers & Woorden

Slide 16 - Tekstslide

Hoe schrijf je dit getal in het Engels voluit?
26

Slide 17 - Open vraag

Hoe schrijf je dit in het Engels?
'-'
(2 - 1 = 1)
A
Mis
B
Minas
C
Minus

Slide 18 - Quizvraag

Hoe schrijf je dit in het Engels?
'x'
(1 x 2 = 2)
A
time
B
times
C
ceer

Slide 19 - Quizvraag

Hoe schrijf je dit in het Engels?
=
( 1 x 2 = 2)
A
Is
B
Makes
C
Make

Slide 20 - Quizvraag

Hoe schrijf je dit getal in het Engels voluit?
30

Slide 21 - Open vraag

Ik denk dat ik de toets goed ga maken
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide