Retailmarketing 6 Product

Retailmarketing
Week 6

1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
Commercieel beleidMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Retailmarketing
Week 6

Slide 1 - Tekstslide

Wat is marketing?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Video

Retailmarketing
Retailers maken reclame, nemen goede verkopers aan en presenteren een mooie etalage

Dit om de verkoop van de producten te verhogen, maar ook om ervoor te zorgen dat ze tevreden klanten hebben. 

Slide 4 - Tekstslide

Marketing
Marketing is alle activiteit die een bedrijf uitvoert om de verkoop van producten of diensten te bevorderen. 

Slide 5 - Tekstslide

Periode 2.3
In deze periode gaan we bezig met het boek Retailmarketing.

We gaan het hebben over het marketingbeleid. Daarnaast staat de retailmix aan de hand van de zes P's centraal. 

In periode 2.4 behandelen we de rest van het boek.


Slide 6 - Tekstslide

Eindopdracht
Verslag van de eindchallenges

Slide 7 - Tekstslide

Agenda
Week 1: Retailmarketing
Week 2: E-commerce
Week 3: E-commerce
Week 4: (Vestigings)plaats
Week 5: (Vestigings)plaats
Week 6: Product en het assortimentbeleid
Week 7: Product en het assortimentbeleid
Week 8: Prijsbeleid
Week 9: Prijsbeleid
Week 10: Inleveren challenges

Slide 8 - Tekstslide

Nut van deze les
Aan het einde van de les..

.. weet je wat de P van product betekent,
.. leer je waaruit de retailmix bestaat,
.. leer je wat een assortimentbeleid is.

Slide 9 - Tekstslide

Winkelconcept
Alle 6 p's moeten goed op elkaar aansluiten en passen binnen het winkelconcept

Het winkelconcept, ook wel Retail concept laat zien op welke manier de retailer de klant benadert en bedient. 

Je ziet dit terug in de winkelpresentatie, de communicatie, het personeel, de klantreis, de distributiestrategie en het assortimentsbeleid. 

Slide 10 - Tekstslide

Retailmarketing
Retailers maken reclame, nemen goede verkopers aan en presenteren een mooie etalage

Dit om de verkoop van de producten te verhogen, maar ook om ervoor te zorgen dat ze tevreden klanten hebben. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wat zijn voorbeelden van retailmarketing?

Slide 13 - Open vraag

Retailmarketing
B2C = Business to consumer

Slide 14 - Tekstslide

De 6p's (retailmix)
Als er over marketing wordt gesproken, wordt er al snel gesproken over de 6p's. De 6 P's geven richting aan het marketingbeleid.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Winkelformule
De winkelformule is de manier waarop een winkel of winkelketen zijn producten aanbiedt aan de klant. 


Slide 18 - Tekstslide

Doelgroep


Een doelgroep is een groep mensen met specifieke kenmerken, wensen en behoefte waarop jij de winkelconcept afstemt. Deze groep mensen vertegenwoordigt het marktsegment, het gedeelte van de markt waarop jij je richt. 

Slide 19 - Tekstslide

Plaats
Dit kan een fysieke winkel zijn, maar ook een webwinkel of een app op een telefoon. 

Je kunt zeggen, waar het verkooppunt te vinden is.

Slide 20 - Tekstslide

Waarom is de plaats van je (web)winkel belangrijk?

Slide 21 - Open vraag

Plaats
De plaats waar een winkel zich vestigt, is erg belangrijk. De doelgroep moet in de gelegenheid zijn om de winkel te bezoeken. Dat betekent dat het noodzakelijk is dat ze je makkelijk (zowel online als fysiek) kunnen vinden. 

Je winkel moet goed bereikbaar zijn.

Slide 22 - Tekstslide

Wat betekent het assortiment?

Slide 23 - Open vraag

Product en het assortimentbeleid

Alle artikelen die een winkel aanbiedt, vormen het assortiment

Elke winkel heeft een ander assortiment. 

Het assortiment is een belangrijk onderdeel van de retailmix, hiervoor komt de klant naar de winkel.

Slide 24 - Tekstslide

Winkelconcept
Het winkelconcept vormt de basis van de winkel

Het laat zien op welke manier de retailer de klant benadert en bedient, de winkelpresentatie, de communicatie, het personeel, de klantreis en het assortimentbeleid

De opzet van het winkelconcept wordt praktisch ingevuld met de winkelformule. 

Slide 25 - Tekstslide

Winkelformule
De winkelformule is de manier waarop een winkel of winkelketen zijn producten aanbiedt aan de klant. 


Slide 26 - Tekstslide

Product en het assortimentbeleid

Alle artikelen die een winkel aanbiedt, vormen het assortiment

Elke winkel heeft een ander assortiment. 

Het assortiment is een belangrijk onderdeel van de retailmix, hiervoor komt de klant naar de winkel.

Slide 27 - Tekstslide

Assortimentbeleid en winkelformule
Het winkelconcept en de winkelformule zeggen op het gebied van het assortiment iets over welke artikelen er in de winkel te koop zijn en welke artikelen een winkel niet zal verkopen

Er wordt gekeken naar de doelgroep, de concurrent, luxe en/of duren merken.

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Veranderingen in de markt
De markt is steeds in beweging. Er komen nieuwe producten op de markt, er worden nieuwe technologieën aangeboden en de consument verandert.

Je moet als retailer continu kijken of je winkelconcept en winkelformule nog aansluit op de behoefte van de consument. En als dit niet zo is dit aanpassen, dit heeft altijd gevolgen voor het assortiment.

Slide 32 - Tekstslide

3.2 Samenstelling van het assortiment
Als je naar de etalage van een winkel kijkt, heb je, als het goed is, direct een indruk van de artikelen die je in de winkel kunt kopen. 
Als retailer is het van belang dat je het assortiment zo samenstelt dat het de verwachtingen van de consument overeenkomt

Slide 33 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen kern- en randassortiment?

Slide 34 - Open vraag

Kernassortiment
De basis voor je winkel, wat je moet verkopen. 

Randassortiment
De bijverkoop, niet gezichtsbepalend voor de winkel.

Slide 35 - Tekstslide

Opdracht
Bedenk minimaal drie functies van het randassortiment

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Opdracht
Wat wordt er bedoeld met een consistent assortiment?

en

Wat is branchevervaging?

Slide 39 - Tekstslide

3.3 Dimensies
Het assortiment van de winkel kan je verdelen in vijf dimensies of afmetingen:
Breedte,
diepte,
hoogte,
lengte, 
en consistentie.

Slide 40 - Tekstslide

Breedte
Bij de breedte gaat het om de hoeveelheid assortimentsgroepen en/of artikelen binnen het assortiment. 

Hoe meer artikelgroepen, hoe breder het assortiment. 

Een speciaalzaak heeft vaak een smaller assortiment, terwijl een warenhuis een breed assortiment heeft. 

Slide 41 - Tekstslide

Diepte
De diepte van het assortiment is het aantal verschillende varianten binnen een artikelgroep. 

Hoe meer artikelen er binnen een artikelgroep zijn, hoe dieper het assortiment.

Slide 42 - Tekstslide

Consumenten willen vaak een diep assortiment. Waarom willen ze dat?

Slide 43 - Open vraag

Hoogte
De artikelen van het assortiment hebben allemaal verschillende prijzen. 

Vaak zijn de artikelen in het assortiment binnen een bepaalde categorie afgeprijsd.

Slide 44 - Tekstslide

Lengte
De lengte van een assortiment hangt samen met het aantal artikelen dat een winkel in voorraad heeft

Normale kledingswinkels hebben vaak een grote voorraad, terwijl exclusieve winkels vaak een kleine voorraad hebben. 


Slide 45 - Tekstslide

Consistentie
Het assortiment moet logische zijn voor de klant. 

Hoe consistenter het assortiment, hoe groter de kans dat de consument er aantreft wat hij hoopt aan te treffen. 

Schoenen in een schoenenwinkel
Elektronica in een kruitvat

Slide 46 - Tekstslide

Opdracht

Slide 47 - Tekstslide

3.4 Verwantschappen
Het assortiment moet consistent zijn. De klant moet weten wat er te koop is in de winkel. Het moet logisch zijn. 

Je moet zorgen voor een duidelijke 
verwantschap in het assortiment.

Artikelen waarvan de consument het logisch vindt dat ze in het assortiment zijn opgenomen, zijn op een bepaalde manier aan elkaar verwant. 

Slide 48 - Tekstslide

Consumptieverwantschap
Bij consumptieverwantschap worden de producten op dezelfde wijze gebruikt:

Complementaire artikelen (vult elkaar aan)

Follow-up artikelen (randassortiment)

Substitutieartikelen (onderling vervangbaar)

Slide 49 - Tekstslide

Productieverwantschap
De artikelen worden op dezelfde wijze geproduceerd.

Bijvoorbeeld leren tassen en riemen of brood en gebak bij de bakker.

Slide 50 - Tekstslide

Koopverwantschap
Bij koopverwantschap is de manier van kopen hetzelfde. 

Dagelijke boodschappen koopt een consument het liefst met zo weinig mogelijk inspanning (bij een supermarkt). 

Het zijn artikelen die de consument op routine koopt. 

Slide 51 - Tekstslide

Opdracht

Slide 52 - Tekstslide

Challenge 6 eindopdracht
Ga op onderzoek uit en beantwoord de volgende vragen:

1.  Wat is het kernassortiment van je stagebedrijf? Leg uit waarom.

2. Wat is het randassortiment van je stagebedrijf? Leg uit waarom.

3. Is het assortiment bij je stagebedrijf breed in vergelijk met een speciaalzaak? Leg uit waarom.

4. Is het assortiment bij je stagebedrijf diep in vergelijk met een speciaalzaak? Leg uit waarom.

5. Is het assortiment bij je stagebedrijf consistent? Leg uit waarom.


Slide 53 - Tekstslide