2.8 Spelling les 2

2.8 Spelling
  • Lesboek, laptop en etui op de hoek van je tafel

  • nog vragen over fictiedossier of de toets van maandag??
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

2.8 Spelling
  • Lesboek, laptop en etui op de hoek van je tafel

  • nog vragen over fictiedossier of de toets van maandag??

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica 2.7
  • Hoofdstuktoets 2 op 27 november gaat over de paragrafen
  •  2.3 Lezen
     2.5 Woorden
     2.7 Grammatica
     2.8 Spelling

Slide 2 - Tekstslide

2.8 Spelling
Graag jullie reactie/aanvullingen op deze lessonup
Leertekst: Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (1) (blz.164)

In hoofdstuk 1 heb je geleerd hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd schrijft.
In deze paragraaf is er extra aandacht voor werkwoorden waarvan de stam eindigt op -d of -t.

Bij d-werkwoorden eindigt de stam (en ik-vorm) op -d.
Bij jij en bij hij/zij/het komt er -t achter (ook al hoor je die niet).
Hier gelden dus dezelfde regels als bij alle andere werkwoorden.

Slide 3 - Tekstslide

2.8 Spelling - huiswerk bespreken
  • opdracht 5 (blz. 165)
  1. Die aardige jongen biedt
  2. Hij zet
  3. De buurvouw scheldt / schiet / moppert / jaagt
  4. Ik lijd
  5. Dat vind ik 
  6. Waarom verspreid jij...
  7. Krian wordt

Slide 4 - Tekstslide

2.8 Spelling
Graag jullie reactie/aanvullingen op deze lessonup
Leertekst: Leestekens: de komma (blz. 166)
Leestekens en hoofdletters helpen je bij het lezen van een tekst.
Deze leestekens ken je al: punt, vraagteken, uitroepteken. Ze staan aan het eind van een zin.

De komma is een leesteken dat in een zin staat. De komma is een korte pauze in een zin.

                                                         


Slide 5 - Tekstslide

2.8 Spelling
Graag jullie reactie/aanvullingen op deze lessonup
Leertekst: Leestekens: de komma (blz. 166)
Je gebruikt een komma:
Bij een opsomming:   
- Je hebt nodig 100 gram boter, 2 dl water en 200 gram bloem.

Vóór woorden zoals want, maar en omdat
- Morgen gaat het regen, maar toch ga ik naar buiten.

Tussen twee persoonsvormen
- Als je klaar bent, ga je de volgende som maken.

Als je iemand aanspreekt
- Johan, dat gerecht had je goed gemaakt.                     


Slide 6 - Tekstslide

2.8 Spelling
Graag jullie reactie/aanvullingen op deze lessonup
Leertekst: Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (1) (blz.164)

In hoofdstuk 1 heb je geleerd hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd schrijft.
In deze paragraaf is er extra aandacht voor werkwoorden waarvan de stam eindigt op -d of -t.

Bij d-werkwoorden eindigt de stam (en ik-vorm) op -d.
Bij jij en bij hij/zij/het komt er -t achter (ook al hoor je die niet).
Hier gelden dus dezelfde regels als bij alle andere werkwoorden.

Slide 7 - Tekstslide

2.8 Spelling - zelfstandig werken
  • Maak de opdrachten 8, 9 en 10 (blz. 167)
  •  Ben je klaar:
  • Oefen dan de dicteewoordjes op blz. 169
    Of
  • Ga dan op je laptop en oefen daar:
  •  paragraaf 2.5 Woorden oefenen met 'Test jezelf' of
      paragraaf 2.7 Grammatica oefenen met 'test jezelf'. 
      paragraaf 2.8 Spelling oefenen met 'test jezelf'. 

Slide 8 - Tekstslide

2.8 Spelling - huiswerk
  • Oefen de dicteewoordjes op blz. 169

Slide 9 - Tekstslide

Afspraken over lezen
  • Start van de les begin je met
     10 minuten lezen in je boek.
  • Daarna boek op de hoek van je
     tafel.
  • Aan het einde van de les zet je
      het boek netjes  op kleur terug
      in de kast.

Slide 10 - Tekstslide