Hoofdstuktoets 2 op 27 november gaat over de paragrafen
2.3 Lezen 2.5 Woorden 2.7 Grammatica 2.8 Spelling
Slide 2 - Tekstslide
Grammatica 2.7
Graag jullie reactie/aanvullingen op deze lessonup
Geleerd
de woordsoorten zelfstandig naamwoord (zn), lidwoord (lw) en werkwoord (ww) benoemen
Slide 3 - Tekstslide
2.7 Grammatica
Graag jullie reactie/aanvullingen op deze lessonup
Leertekst Werkwoord (blz. 159)
Een werkwoord (ww) is een doe-woord. Het zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt. Werkwoorden zijn bijvoorbeeld: kiezen, staan, moeten, opruimen, hebben. Deze vorm noemen we het hele werkwoord.
In een zin kan de vorm van het werkwoord veranderen.
• hele werkwoord: kiezen
• vormen van het werkwoord: kies, kiest, koos, kozen, gekozen
Slide 4 - Tekstslide
2.7 Grammatica even oefenen
Graag jullie reactie/aanvullingen op deze lessonup
Je krijgt een werkblad met 5 zinnen.
Maak opdracht 1 van het werkblad: Vul de juiste woordsoorten in onder de zinnen.
• zelfstandig naamwoord (zn)
• lidwoord (lw)
• werkwoord (ww)
• bijvoeglijk naamwoord (bn)
Slide 5 - Tekstslide
2.8 Spelling Grammatica
Graag jullie reactie/aanvullingen op deze lessonup
Leertekst: Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (1) (blz.164)
In hoofdstuk 1 heb je geleerd hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd schrijft.
In deze paragraaf is er extra aandacht voor werkwoorden waarvan de stam eindigt op -d of -t.
Bij d-werkwoorden eindigt de stam (en ik-vorm) op -d.
Bij jij en bij hij/zij/het komt er -t achter (ook al hoor je die niet).
Hier gelden dus dezelfde regels als bij alle andere werkwoorden.
Slide 6 - Tekstslide
2.8 Spelling Grammatica
Graag jullie reactie/aanvullingen op deze lessonup
Leertekst: Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (1) (blz. 164)
Bij d-werkwoorden eindigt de stam (en ik-vorm) op -d.
Bij jij en bij hij/zij/het komt er -t achter (ook al hoor je die niet).
Bijvoorbeeld:
hele ww: vinden leidenbranden
stam: vind leid brand
ik: vind leid brand
je/hij/zij/het: vindt leidt brandt
(vind jij) (leid jij) (brand jij)
wij: vinden leiden branden
Slide 7 - Tekstslide
2.8 Spelling Grammatica
Graag jullie reactie/aanvullingen op deze lessonup
Leertekst: Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (2) (blz. 164)
Bij t-werkwoorden eindigt de stam (en ik-vorm) op -t.
Bij jij en bij hij/zij/het komt er géén extra -t achter.
Bijvoorbeeld:
hele ww: zittenkarten praten
stam: zitt kart prat
ik: zit kart praat
je/hij/zij/het: zit kart praat
(zit jij) (kart jij) (praat jij)
wij: zitten karten praten
Slide 8 - Tekstslide
2.7 Grammatica - zelfstandig werken
Maak de opdrachten 3, 4 en 5 (blz. 164-165)
Maak opdracht 2 van het werkblad: noteer van de werkwoorden die tussen haakjes staan de pv in de tegenwoordige tijd.
Dit gaan we bespreken
Ben je klaar ga dan op je laptop naar: paragraaf 2.5 Woorden oefenen met 'Test jezelf' of paragraaf 2.7 Grammatica oefenen met 'test jezelf'.
Slide 9 - Tekstslide
2.7 Grammatica - huiswerk
Oefen de dicteewoorden op bladzijde 169
Slide 10 - Tekstslide
Afspraken over lezen
Start van de les begin je met 10 minuten lezen in je boek.
Daarna boek op de hoek van je tafel.
Aan het einde van de les zet je het boek netjes op kleur terug in de kast.