TopTaal A0A1 18 november

Wat gaan we vandaag doen?

- huiswerk nakijken
- woorden van 8.3 oefenen
- werkwoorden met een vast voorzetsel oefenen
- voorzetsels van tijd bekijken
- scheidbare werkwoorden herhalen
- thema 8 deel 4 
- dictoglos
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?

- huiswerk nakijken
- woorden van 8.3 oefenen
- werkwoorden met een vast voorzetsel oefenen
- voorzetsels van tijd bekijken
- scheidbare werkwoorden herhalen
- thema 8 deel 4 
- dictoglos

Slide 1 - Tekstslide




de woorden van 8.1, 8.2 en 8.3


Slide 2 - Tekstslide

Is .................. ook een zwembad bij het vakantiehuis?
A
er
B
speel
C
kop
D
een paar

Slide 3 - Quizvraag

Als kinderen 5 jaar zijn moeten ze verplicht naar ......................
A
de moskee
B
de kerk
C
het café
D
de basisschool

Slide 4 - Quizvraag

De collega's vinden .................. niet aardig.
A
lelijk
B
elkaar
C
gemakkelijk
D
missen

Slide 5 - Quizvraag

Het is een groot ................ met 5 kinderen.
A
najaar
B
plezier
C
gezin
D
gesprek

Slide 6 - Quizvraag

Mijn man werkt halve dagen en hij vindt het ......................!
A
zelfs
B
ideaal
C
de rest
D
de omgeving

Slide 7 - Quizvraag

De mensen gaan naar het .................. om een ................... te maken.
A
café, praatje
B
spelen, familie
C
een paar, gemakkelijk
D
de kerk, laatst

Slide 8 - Quizvraag

Ga jij nog naar oma? Nee, ik ben er .................. nog geweest.
A
bijna
B
allebei
C
laatst
D
maart

Slide 9 - Quizvraag

De omgeving is heel groen, met veel ............... en ..............
A
missen , moskeeën
B
voetballen, spelen
C
trappen en rijtjeshuizen
D
bomen, struiken

Slide 10 - Quizvraag

Mijn zus krijgt een vaas cadeau, maar ze vindt hem heel ..................
A
verkeer
B
lelijk
C
kop
D
reactie

Slide 11 - Quizvraag

Het is heel .................... om een waterkraan in de tuin te hebben.
A
meteen
B
handig
C
overdag
D
zullen

Slide 12 - Quizvraag

Jij ..................de wc niet .......................!(schoonmaken)

Slide 13 - Open vraag

Hij .................. niet oud worden als hij zoveel blijft roken! (zullen)

Slide 14 - Open vraag

De docent ................. de cijfers in haar agenda. (noteren)

Slide 15 - Open vraag

Wij .................... vaak over dit onderwerp (mailen)

Slide 16 - Open vraag

Daniel ...................... te laat met zijn examen (starten)

Slide 17 - Open vraag

................. jij de zon? (missen)

Slide 18 - Open vraag

De kleinzoon .................... met zijn opa. (spelen)

Slide 19 - Open vraag

Maria ........................ op een hoog niveau. (voetballen)

Slide 20 - Open vraag




Werkwoorden met een vast voorzetsel


Slide 21 - Tekstslide

schrikken van
We schrikken erg van het slechte nieuws.
stoppen met
Hij stopt met zijn muzieklessen.
trouwen met
Hij trouwt met zijn jeugdliefde.
wachten op
Ik wacht hier op je.
wennen aan.
 Zij kan niet wennen aan het gebruik van een agenda.

Slide 22 - Tekstslide

zorgen voor
Wil je tijdens mijn vakantie voor de planten zorgen?
boos zijn op
Ze is boos op haar vriend, want hij is weer te laat.
feliciteren met
Gefeliciteerd met jullie trouwdag!
houden van
Ik hou van jou!
Denken aan
Ik denk vaak aan de vakantie in Griekenland.

Slide 23 - Tekstslide

Kijken naar
We kijken naar de olifanten in de dierentuin.
Klinken door
Het geluid klinkt door de hele flat.
Schrijven over
De journalist schrijft over corruptie in de politiek.
Huilen van
De kleine jongen huilt van de pijn.
Praten met
Mijn tante praat iedere dag met haar dochter in Amerika.

Slide 24 - Tekstslide

Hij is gestopt ........... roken
A
van
B
door
C
met
D
zonder

Slide 25 - Quizvraag

Mijn zus is getrouwd ................ haar beste vriend.
A
met
B
samen
C
allebei
D
aan

Slide 26 - Quizvraag

We zijn nog niet gewend ............... de drukte in de stad.
A
van
B
door
C
aan
D
onder

Slide 27 - Quizvraag

Mijn buurvrouw is vaak boos ................. de kinderen.
A
van
B
op
C
naar
D
boven

Slide 28 - Quizvraag

Zullen we ................. Netflix kijken?
A
in
B
op
C
bij
D
naar

Slide 29 - Quizvraag

De partners praten bijna nooit ...................... elkaar.
A
met
B
aan
C
in
D
op

Slide 30 - Quizvraag

Schakespeare schreef gedichten .................. de liefde.

Slide 31 - Open vraag

Een mantelzorger zorgt ................. een ziek familielid.

Slide 32 - Open vraag

Hou jij .................. pepernoten?

Slide 33 - Open vraag

Gefeliciteerd .................. je verjaardag!

Slide 34 - Open vraag

We wachten al een kwartier .............. de bus.

Slide 35 - Open vraag

Donna moest huilen ..................... frustratie, toen ze verloor.

Slide 36 - Open vraag

De kinderen schrikken ................ de grote hond.

Slide 37 - Open vraag

Slide 38 - Tekstslide

Scheidbare werkwoorden zijn samengestelde werkwoorden die bestaan uit een werkwoord en een ander woord(deel). Dat kan een zelfstandig naamwoord, bijwoord, bijvoeglijk naamwoord of voorzetsels zijn. 
Dit noemen we de prefix.
Bijvoorbeeld:
opzoeken
De leerling zoekt het woord op.
afspreken
We spreken af op zondag.
voordoen
De trainer doet de oefening voor.
Tekst

Slide 39 - Tekstslide


We splitsen het scheidbare werkwoord op in twee delen:

als een zin in de tegenwoordige tijd staat, en als er maar één werkwoord in de zin staat.

Slide 40 - Tekstslide

Schrijf een zin met:
wij - oplossen - het probleem - .

Slide 41 - Open vraag

De cursist - haar naam - opschrijven - .

Slide 42 - Open vraag

uitgeven - het geld - Patrick - .

Slide 43 - Open vraag

aankleden - Benjamin - de kinderen - .

Slide 44 - Open vraag

jij - ophalen - het pakje - ?

Slide 45 - Open vraag

oplossen - de puzzel - jij en jouw broer - .

Slide 46 - Open vraag