WRE 1HV - Cursus Formuleren - Verwijswoorden

WELKOM BIJ NEDERLANDS!
  • Pak je materiaal voor.
  • Inloggen LessonUp.
timer
10:00
We starten met 10 minuten lezen. Pak je leesboek alvast.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

WELKOM BIJ NEDERLANDS!
  • Pak je materiaal voor.
  • Inloggen LessonUp.
timer
10:00
We starten met 10 minuten lezen. Pak je leesboek alvast.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus Formuleren
1. Lesdoelen
2. Herhalingsopdrachtje
3. Uitleg: verwijswoorden
4. Samen oefenen
5. Zelfstandig werken
6. Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Je leert wat verwijswoorden zijn
  • Je leert op de juiste manier met deze, die, dit en dat verwijzen.
Lesdoelen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk tekstverband geven de groene signaalwoorden aan? Vul bij 4 en 5 zelf de woorden in en zet het tekstverband erbij. Schrijf de antwoorden in je schrift. Gebruik het schema op blz. 232.
1. Als je een tijdje niet traint, schijnt je conditie achteruit te gaan.
2. Bij de Action kun je van alles kopen, zoals decoratie, meubels en kleding.
3. Ik ga pas naar het feestje wanneer ik mijn werk af heb.
4. Veel mensen vinden Game of Thrones een goede serie, ... ik vond er niks aan.
5. Het heeft vannacht flink gesneeuwd, ... is het nu erg glad.
    Herhalingsopdracht
timer
3:00

Slide 5 - Tekstslide

Klassikale, schriftelijke herhaling van de stof van vorige les.
Verbanden
tussen zinnen
  • Een duidelijke tekst bestaat uit zinnen die met elkaar verbonden zijn. Je kunt tekstverbanden herkennen of aangeven door middel van signaalwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies





De zinnen van een tekst houden verband met elkaar. Dat betekent dat ze samen iets betekenen. Ook tussen delen van een lange zin bestaat vaak een verband. Zulke tekstverbanden kun je aangeven met signaalwoorden: als, maar, want.

Zo kun je opsomming geven, een tegenstelling noemen of een oorzaak en gevolg van iets geven.
We leren acht tekstverbanden, waar verschillende signaalwoorden bij horen.





Tekstverbanden

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom staat er een komma in de zin? Koppel de juiste reden aan de zinnen.

voor een voegwoord

tussen twee persoonsvormen

tussen delen van een opsomming

Als Roos haar trein moet, halen moet ze soms haar fiets op slot zetten.
Je moet echt opschieten, want de bus komt al over twee minuten!
In een restaurant bestelt mijn vader altijd biefstuk, lasagna of kipsaté.

Slide 9 - Sleepvraag

Herhaling paragraaf 1.
Herkennen waarom een komma in de zin is geplaatst.
Verbind de zinnen met de juiste tekstverband. 
Let goed op de signaalwoorden.
chronologisch verband
concluderend verband
redengevend verband
Mijn nichtje gaat een groot feestje geven, want ze is morgen jarig.
Eerst moet hij huiswerk maken, daarna voetbaltrainen en dan kan hij eindelijk gamen.
Vorige keer kwam ik tien minuten te laat voor mijn date, dus nu vertrek ik tien minuten eerder.

Slide 10 - Sleepvraag

Herhaling paragraaf 2.
Tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.
Verwijzen naar
de- of het-woorden
  • Mannelijke en vrouwelijke woorden hebben 'de' als lidwoord. De tafel, de tuin, de lucht etc. Naar 'de-woorden' verwijs je met die en deze. Die tafel, deze tuin, die lucht.

  • Onzijdige woorden hebben 'het' als lidwoord: het huis, het flesje, het water etc. Naar 'het-woorden' verwijs je met dit en dat. Dat huis, dit flesje, dat water.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden
Deze, die, dit en dat.

Je gebruikt deze en die bij de-woorden. Trucje: de eindigt op een d, dus het verwijswoord ook.

Als je geodriehoek kapot is, kun je deze beter niet gebruiken.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijswoorden
Deze, die, dit en dat.

Je gebruikt dit en dat en die bij het-woorden. Trucje: het eindigt op een
 -t, dus het verwijswoord ook.

Het mes dat jij gebruikt, is heel scherp.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§3 Verwijswoorden

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Er kunnen meerdere verwijswoorden goed zijn als antwoord. 
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat?
Havo: opdracht 1 en 2 (blz. 234-235).
Vwo: opdracht 1 t/m 5 (blz. 234-235).
Hoe?
Zet de antwoorden in je schrift.
Hulp
De 4 B's (brein, boek, buur, bureau)
Tijd
Tot de laatste vijf minuten van de les.
Klaar?
- Oefen verder in de online trainer (Magister leermiddelen)
- Maak een samenvatting van §1 t/m 3.
= Lezen in je leesboek.
Zelfstandig werken (huiswerk)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • Je kunt verbanden tussen zinnen aangeven door de juiste signaalwoorden
    te gebruiken.

  • Je weet wanneer je de verwijswoorden die, deze, dit en dat moet gebruiken.
Lesdoelen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet hoe ik moet verwijzen met de verwijswoorden deze, die, dit en dat.
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Deze slide heeft geen instructies