znw + bijv. nw

het bijvoeglijk naamwoord
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

het bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Robin is een lieve jongen.
A
Robin
B
is
C
lieve
D
jongen

Slide 2 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Sander draagt de zware rugzak.
A
Sander
B
draagt
C
de
D
zware

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Mama schrijft een mooie brief.
A
schrijft
B
een
C
mooie
D
brief

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de goede zin?

gele. het. zand
A
het zand gele
B
het gele zand.
C
zand het gele

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de goede zin?

zee. koele. de
A
De koele zee
B
de zee koele
C
koele de zee

Slide 6 - Quizvraag

Maak een goede zin met de woorden.
de. lucht. blauwe

Slide 7 - Open vraag

Maak een goede zin met de woorden.
mooie. dag. een

Slide 8 - Open vraag

Wat is het zelfstandig naamwoord?

Het groene wier.
A
het
B
groene
C
wier

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Het groene wier.
A
het
B
groene
C
wier

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het zelfstandig naamwoord?

Het gekke meisje
A
het
B
gekke
C
meisje

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Het gekke meisje
A
het
B
gekke
C
meisje

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het zelfstandig naamwoord?

De harde wind

Slide 13 - Open vraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

De harde wind.

Slide 14 - Open vraag

Wat is het zelfstandig naamwoord?

De grote bril

Slide 15 - Open vraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

De grote bril

Slide 16 - Open vraag

Wat is het zelfstandig naamwoord?
de gele muren
A
de
B
gele
C
muren

Slide 17 - Quizvraag

wat is het lidwoord?

de gele muren
A
de
B
gele
C
muren

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

de gele muren
A
de
B
gele
C
muren

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

de rode deur.
A
de
B
rode
C
deur

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

de nieuwe kamer.
A
de
B
nieuwe
C
kamer

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

de verse verf
A
de
B
verse
C
verf

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het zelfstandig naamwoord?

Het oude bed.
A
het
B
oude
C
bed

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

het oude bed.
A
het
B
bed
C
oude

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Ik zie een grote stoel?
A
ik
B
zie
C
grote
D
stoel

Slide 25 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Het meubilair heeft felle kleuren.
A
het meubilair
B
heeft
C
felle
D
kleuren

Slide 26 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

ik vind dit een mooie kamer.
A
ik
B
vind
C
mooie
D
kamer

Slide 27 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
het warme eten.

Slide 28 - Open vraag

bijvoeglijk naamwoord.
de lieve jongen

Slide 29 - Open vraag