Hoofdstuk 7 kader 4 versie 1

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

Toets

H7

Basisnatuurkunde

Kader 

4

Bereken de dichtheid van het blokje.

p=​V​​m​​

p=(​cm​3​​​​g​​)

Donna leest een spanning van 4,5 V en een stroomsterkte van 0,015 A af.
Bereken het vermogen dat de batterij levert.

Je rijdt met een gemiddelde snelheid van 19 km/h een fietstocht van 15 km.
Hoe lang ben je onderweg? Bereken de tijd in minuten!

Welke eigenschappen kunnen stoffen hebben?

1. Kleur, geur, vorm, smeltpunt, dichtheid
2. smaak, geur, vorm, smeltpunt, kookpunt
3. kleur, smaak , vorm, smeltpunt, kookpunt
4. kleur, geur, smaak, dichtheid, kookpunt, smeltpunt

Waaruit zijn stoffen opgebouwd?

1. Moleculen
2. Atomen
3. Splinters
4. stoffen

Hoe noemen we alle stoffen die de stroom slecht geleiden?

1. Plastic
2. Geleiders
3. Isolatoren
4. Metalen

De dichtheid van de badeend is ...... dan/als de dichtheid van water

1. Groter
2. Kleiner
3. Gelijk
4. Geen idee

UV licht is?

1. Zichtbaar licht
2. Rood licht
3. Warmte straling
4. Onzichtbare straling

Zwarte voorwerpen

1. weerkaatsen nauwelijks licht.
2. absorberen geen licht.
3. weerkaatsen bijna al het licht.

Een directe lichtbron is ....

1. Een voorwerp dat licht weerkaatst
2. een polarisatie filter
3. Een voorwerp dat zelf licht uitzend
4. een stukje hol of bol geslepen glas

Een schaduw is het gebied waar licht niet kan komen

1. waar
2. niet waar

Wanneer zie je een voorwerp?

1. Als er licht opvalt.
2. Als er licht opvalt en dat voorwerp weerkaatst licht.
3. Als er licht opvalt en dat licht wordt weerkaatst naar je oog.
4. Altijd.

Een geleider heeft...?

1. Geen weerstand
2. Hoge weerstand
3. Lage weerstand
4. 50 Ohm aan weerstand

In de figuur hiernaast zie je een bundel licht die door een lens gaat.

Wordt hier een positieve of een negatieve lens gebruikt?

1. positieve
2. negatieve

NTC

1. Niet tellende coëfficiënt
2. Temperatuur gevoelige weerstand.
3. Negatieve type weerstand

De formule voor weerstand is:

1. R = U / I
2. Weerstand = R + R
3. R = U x I
4. Weerstand is geen formule voor

Wat is de totale weerstand?

1. 9
2. 3
3. 12
4. 11

Spanning is 230 Volt en de stroom is 10 Ampere.
Wat is de weerstand van het apparaat?

1. 2,3 ohm
2. 2300 ohm
3. 23 ohm
4. 0,04 ohm

Bereken de totale weerstand in het schema hiernaast.

1. Rt = 33 Ω
2. Rt = 30 Ω
3. Rt = 0,3 Ω
4. Rt = 3,3 Ω

Je hebt een batterij van 6V op en lampje aangesloten van 6V / 0,1A. Het lampje brandt goed.
Hoe groot is de weerstand van het lampje?

1. R = U / I = 0.1 / 6 = 0.0167 Volt
2. R = U * I = 0.1 * 6 = 0.6 Ohm
3. R = U * I = 6 * 0.1 = 0.6 Volt
4. R = U / I = 6 /0 .1 = 60 Ohm

Een gloeilamp wordt aangesloten op een spanning van 24 V, de stroomsterkte door de lamp is
5 A. Wat is het vermogen van de lamp?

1. 120 W
2. 4,8 W
3. 0,2 W

wat zijn de gevolgen van een kracht?

1. verandering van beweging en verandering van vorm
2. verandering van richting
3. beweging: versnellen en vertragen
4. verandering van vorm: plastisch en elastisch

De eenheid van kracht is

1. meter
2. F
3. Newton
4. power

Wat zijn de drie voorwaarden die in de branddriehoek staan?

1. Warmte, temperatuur en zuurstof
2. Warmte, brandstof en zuurstof
3. Brandstof, temperatuur en zuurstof
4. Hout, temperatuur en zuurstof

Wat voor een reactie is verbranding?

1. natuurkundige reactie
2. biologische reactie
3. chemische reactie
4. omkeerbare reactie

Welke manieren van warmtetransport zijn er?

1. Straling, stroming, isolatie
2. Stroming, straling, vermogen
3. Straling, stroming, geleiding
4. Isolatie, geleiding, stroming

Door welke vorm van warmtetransport wordt een metalen lepel in een pan warm?

1. Geleiding
2. Stroming
3. Straling
4. Allen

Waarvan is dit plaatje een voorbeeld?

Tekst

1. Straling
2. Stroming
3. Geleiding