Korte schrijfopdracht Les 3

Column
Te herkennen aan:
overtuigen/ aan het denken zetten/ amuseren/ informeren
informeel/persoonlijk (Ik)
standpunt innemen
lezer verrassen
humor
actueel
Taalgebruik: beeldspraak en stijlfiguren BNW

1 / 7
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 7 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Column
Te herkennen aan:
overtuigen/ aan het denken zetten/ amuseren/ informeren
informeel/persoonlijk (Ik)
standpunt innemen
lezer verrassen
humor
actueel
Taalgebruik: beeldspraak en stijlfiguren BNW

Slide 1 - Tekstslide

Korte schrijfopdracht 
Schrijf een kort verhaal (150-200 woorden).  (op volgende slide)
Kies één van onderstaande rijtjes en verwerk alle woorden uit dit rijtje in jouw verhaal.

1. Tovenaar – olifant – irritatie – brug – appelboom – deurmat – gevoelig – schaar

2. Tandenstoker – bankbiljet – mysterieus – dierenwinkel – lekke band – experiment – pizza – bel

3. Ballon – heggenschaar – gebocheld – vurige liefde – oma – wrat – toverspreuk – toeter

Slide 2 - Tekstslide

Schrijf hier je verhaaltje:

Slide 3 - Open vraag

Korte schrijfoefening uitbreiding
Je hebt een kort verhaal geschreven.

Voeg nu aan elke zin een bijvoeglijk naamwoord toe.
Verwerk minstens 2 keer een overdrijving (hyperbool) in het verhaal.
Voeg 2 opsommingen toe aan het verhaal.
Verwerk 2 vergelijkingen of metaforen in het verhaal.
Maak 1 woordgrap.
‘Sandwich’ je verhaal. (rond het verhaal af met een deel waarmee je begonnen was)

Slide 4 - Tekstslide

Maak hier je verhaaltje af door eerdergenoemde punten:

Slide 5 - Open vraag

Vergelijking
Jullie schrijftechniek van vandaag is ook verstandig om bij de column toe te passen. Schrijf je column met je standpunt.
Werk daarna verder aan de vorm: humor, stijlfiguren, eerste/laatste zin, bijvoeglijke naamwoorden.


Slide 6 - Tekstslide

Het gouden ei
Lees nu lekker verder met deel 2 (t/m blz. 44)

Slide 7 - Tekstslide