Voorbereiding fictietoets Exposure

Fictie
Exposure - geschreven door Margje Woodrow

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Fictie
Exposure - geschreven door Margje Woodrow

Slide 1 - Tekstslide

Realistische fictie: een verhaal dat in het echt kan gebeuren.
Onrealistische fictie: een verhaal dat onmogelijk in het echt kan gebeuren.
Waarmee hebben we te maken in het verhaal Exposure?
A
Realistische fictie
B
Onrealistische fictie
C
Exposure is geen fictie
D
Exposure is zowel realistische als onrealistische fictie

Slide 2 - Quizvraag

Aan welke drie voorwaarden moet een hoofdpersoon voldoen?
A
de hoofdpersoon komt het meest voor in het verhaal
B
je weet wat de hoofdpersoon denkt en voelt
C
Je leert de hoofdpersoon van positieve en negatieve kant kennen
D
de hoofdpersoon maakt een ontwikkeling door

Slide 3 - Quizvraag

Noteer hier karakter-
eigenschappen GWEN: positief of negatief + voorbeeld/argument

Slide 4 - Woordweb

Past bij
TOBY
Past niet bij
TOBY
Hij komt over als een heel sympathieke jongen.
Hij is ongevoelig voor hoe anderen zich voelen. 
Hij baalt van zijn eigen gedrag. 
Hij is verliefd op Gwen.
Hij geniet van populariteit op Insta.
Hij is het brein achter de filmpjes.

Slide 5 - Sleepvraag

Vertelde tijd: in een verhaal verloopt een hoeveelheid tijd, dat kan bijv. een paar weken zijn of een jaar. Wat is de vertelde tijd in dit verhaal?
A
20 bladzijdes
B
20 minuten
C
+- 3 dagen
D
+- één week

Slide 6 - Quizvraag

Gwen heeft spijt van haar bijdrage aan de filmpjes. Naar wie voelt ze vooral spijt en waarom?

Slide 7 - Open vraag

Wat is het MOTORISCH MOMENT in dit verhaal?

Slide 8 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een Flashback en een Terugwijzing?
A
Bij een flashback wordt het verhaal onderbroken, bij een terugwijzing niet
B
Bij een terugwijzing wordt het verhaal onderbroken, bij een flashback niet

Slide 9 - Quizvraag

Welke drie soorten einde kan een verhaal hebben?

Slide 10 - Open vraag

En wat is de VERTELTIJD in dit verhaal?
A
een uur
B
een dag
C
drie uur
D
drie dagen

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent IDENTIFICEREN (in de fictie-theorie)?

Slide 12 - Open vraag

Met wie kun je je het meest identificeren en waarom?

Slide 13 - Open vraag

Wat wordt bedoeld met globale spanning?
A
De spanning die de lezer door het hele verhaal heen trekt
B
Spanning die kort duurt, maar snel wordt opgelost

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de globale spanning in dit verhaal?

Slide 15 - Woordweb

Ik heb het gevoel dat ik een goed cijfer ga halen voor de fictietoets morgen!
A
Ja
B
Nee
C
Twijfel

Slide 16 - Quizvraag

Waarom zou dit verhaal EXPOSURE heten?

Slide 17 - Open vraag