T4 fictie periode 3

Toets Ned. toetsweek
Leren paragraaf 1.3 en 1.4 van begrijpend lezen

leren paragraaf 5.3 van fictie 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Toets Ned. toetsweek
Leren paragraaf 1.3 en 1.4 van begrijpend lezen

leren paragraaf 5.3 van fictie 

Slide 1 - Tekstslide

T4 Fictie periode 3
Perspectief
<< Ruimte
Tijd
Thema
Titelverklaring

Slide 2 - Tekstslide

Perspectief (blz. 55)
Van waaruit schrijft de schrijver het verhaal?
ik-perspectief: Er is sprake van een ik-persoon. Je krijgt (letterlijk) de gedachtes te lezen van deze persoon.
         Vertellende ik: De ik-persoon vertelt achteraf over wat hij                 heeft meegemaakt.
         Belevende ik: De verteller vertelt wat er nu, op dat moment,           gebeurt

Slide 3 - Tekstslide

Perspectief (2)
Van waaruit schrijft de schrijver het verhaal?

hij/zij-perspectief: Het perspectief ligt bij één van de personages. Je krijgt de gedachtes van deze persoon te lezen, waardoor je de gebeurtenissen vanuit zijn of haar standpunt bekijkt.

Slide 4 - Tekstslide

Vraag over Exposure: Welk perspectief heeft dit verhaal?
A
ik-perspectief
B
hij/zij-perspectief

Slide 5 - Quizvraag

Als je voor ik-perspectief gekozen hebt, om wat voor 'ik' gaat het dan?
A
Vertellende ik
B
Belevende ik

Slide 6 - Quizvraag

Geef een voorbeeld uit de tekst dat aangeeft dat het om dit perspectief gaat.

Slide 7 - Open vraag

Ruimte
Een schrijver kiest altijd voor een bepaalde ruimte om zijn verhaal te versterken/duidelijker te maken. 
Soms wordt de ruimte beschreven, soms niet. 
Je moet je afvragen: Wat doet de ruimte met een verhaal en de sfeer?

Slide 8 - Tekstslide

Duidelijk voorbeeld 1: Donker, onweer, eng huis... Enge sfeer?
Duidelijk voorbeeld 2: Veel kleuren, licht, blij kind... Vrolijk verhaal?

Slide 9 - Tekstslide

Waar (ruimte) speelt het verhaal Exposure zich vooral af?
A
Het zwembad, de bioscoop en school.
B
In huis, in de fietsenstalling en op school.
C
In het park en op het voetbalveld

Slide 10 - Quizvraag

Waarom heeft de schrijver voor deze ruimtes gekozen?

Slide 11 - Open vraag

Tijd (blz. 51)
Chronologisch: De schrijver vertelt zijn verhaal met de gebeurtenissen mee.
Voorgeschiedenis: De schrijver begint midden in zijn verhaal en pas later vertelt hij wat er later gebeurd is. 
Niet-chronologisch: Soms begint de schrijver bij de afloop en vertelt hij in de rest van het boek wat daarvoor gebeurd is.

Slide 12 - Tekstslide

Voor welke tijd heeft de schrijver gekozen?
A
Chronologisch
B
Niet-chronologisch
C
Voorgeschiedenis

Slide 13 - Quizvraag

Heeft het verhaal flashbacks?
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van een flashback uit het verhaal Exposure.

Slide 15 - Open vraag

Staat er in het verhaal ook iets over wanneer dit verhaal zich precies afspeelt? Bijvoorbeeld: Oktober, in de zomer, 's ochtends. Geef een voorbeeld.

Slide 16 - Open vraag

Thema (blz. 62)
Een verhaal heeft altijd een bepaald onderwerp: Dat geeft neutraal aan waar het verhaal over gaat.
Het thema geeft aan wat de betekenis van het verhaal is.

 

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeeld
Onderwerp: Huilen
Thema: Huilen hoort erbij.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is het thema van het verhaal Exposure?
A
Andere mensen belachelijk maken
B
Vriendschap
C
Schuldgevoel
D
Schoolleven is saai

Slide 19 - Quizvraag

Titelverklaring
Waarom heeft de schrijver voor deze titel gekozen?
De titel vertelt altijd iets over het verhaal. Soms ligt dit heel erg voor de hand, maar soms is het ook wat moeilijker. 

Slide 20 - Tekstslide

Het verhaal uit 3pak heet 'Exposure'. Zoek op wat dat betekent (je mag internet gebruiken).
A
Expositie
B
Blootstelling (aan weer, gevaar, licht)
C
Bekendmaking, uiteenzetting, onthulling

Slide 21 - Quizvraag

Wat is 'exposure' op Instagram of Youtube?

Slide 22 - Open vraag

Waarom heeft de schrijver dus voor deze titel gekozen?

Slide 23 - Open vraag

Vragen over personages
Soms moet je vragen beantwoorden over personages en relaties. 
Bijvoorbeeld: Hoe komt het dat Gwen zo boos reageert?
Of: Wat is de achtergrond van Toby waardoor hij zo vaak conflicten heeft met docenten?

De antwoorden kun je soms letterlijk vinden, maar soms moet er zelf ook goed over nadenken.

Slide 24 - Tekstslide

Gwen is de hoofdpersoon. Beschrijf haar relatie
met haar vader. Geef een citaat ter ondersteuning van je antwoord.

Slide 25 - Open vraag

Gwen is de hoofdpersoon. Beschrijf haar relatie
met mevrouw Banning. Geef een citaat ter ondersteuning van je antwoord.

Slide 26 - Open vraag

Gwen zit ‘klem’: moet ze opbiechten dat zij de filmpjes heeft gemaakt of moet ze het verzwijgen?

Noem een reden waarom ze haar betrokkenheid wil opbiechten en een reden waarom ze haar betrokkenheid wil verzwijgen (zie volgende dia).

Slide 27 - Tekstslide

Noem een reden waarom Gwen haar betrokkenheid wil opbiechten en een reden waarom ze haar betrokkenheid wil verzwijgen.

Slide 28 - Open vraag

Ook Sena lijkt klem te zitten. Omschrijf het gedrag van Sena en geef er een verklaring voor.

Slide 29 - Open vraag

Welke vragen heb je nog over fictie?

Slide 30 - Open vraag