H4 Thema 5 Oriëntatie en B1 Homeostase en regelkringen

Thema 5 Regeling

Oriëntatie Thema 5
+
B1
Regeling en homeostase
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 5 Regeling

Oriëntatie Thema 5
+
B1
Regeling en homeostase

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma les 1
  • Leerdoelen Oriëntatie (2 minuten)
  • Voorkennisfilmpje klassikaal doornemen (8 minuten)
  • Zelfstandig voorkennistoets maken (max. 10 minuten)
  • Context 'You can do it: ook met diabetes' lezen (5 minuten)
  • Opdracht 1 t/m 5 over 'You can do it: ook met diabetes'
maken (max. 10 minuten)
  • Korte pauze voor lesuur 2 (max. 5 minuten) --> laat LessonUp openstaan!

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen oriëntatie
1.  Je kunt de werking van spieren beschrijven.

2. Je kunt de bouw en functies van het zenuwstelsel beschrijven.

3. Je kunt de bouw van zenuwcellen en zenuwen beschrijven.

4. Je kunt een reflexboog beschrijven.

5. Je kunt benoemen wat terugkoppeling is en hiervan voorbeelden geven.

Slide 3 - Tekstslide

Oriëntatie
  • Neem het voorkennisfilmpje door 

  • Maak individueel de voorkennistoets digitaal


Klaar?
  • Oriëntatie 'You can do it: ook met diabetes' doorlezen

  • Individueel of in duo's de bijbehorende opdrachten digitaal maken 
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Lesprogramma les 2
  • Leerdoelen Basisstof 1 (2 minuten)
  • Uitleg B1 deel 1 (10 minuten)
  • Zelfstandig opdracht 1 t/m 5 maken (max. 5 minuten)
  • Uitleg B1 deel 2 lezen (5 minuten)
  • Opdracht 6 t/m 12 maken (max. 10 minuten)
  • Eerder klaar? Context Leefwereld: Blowen en risico op psychosen
  • Oefen de Flitskaarten en maak Test Jezelf
  • Lesafsluiter B1 (5 minuten)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Leerdoelen B1
5.1.1 Je kunt uitleggen wat homeostase is.

5.1.2 Je kunt uitleggen hoe regelkringen een rol spelen bij het handhaven van de homeostase bij de mens.

Ook weet je na deze basisstof het verschil tussen negatieve en positieve terugkoppeling en het verschil tussen inwendig en uitwendig milieu



Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Video

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld lichaamstemperatuur

Slide 12 - Tekstslide

Sensor
Variabele
Regelceltrum (norm)
Effector
Zintuigcellen
Hersenen
Zweetklieren / spieren in bloedvaatjes
Temperatuur

Slide 13 - Sleepvraag

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeelden terugkoppeling
  • Toename van het resultaat heeft een remmende invloed op het proces:
Als je te veel verbranding in je lichaam hebt, wordt je lichaamstemperatuur te hoog. Dit wordt gemeten en hierna ga je minder verbranden.

  • Een toename van het resultaat versterkt het proces:
Door de toename van de temperatuur smelt het ijs op de polen. Hoe minder ijs, hoe meer absorptie van de warmte en hoe meer ijs smelt

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Nog een uitlegvideo waar het een en ander eenvoudiger wordt uitgelegd...

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Huiswerk
- Maak opdracht 1 t/m 6

- Neem Context 'De koudste sport van Nederland' door en maak opdracht 7 t/m 9

- Oefen de flitskaarten en sluit je leerdoelen af  met Test Jezelf 

Slide 19 - Tekstslide

Lesafsluiter B1

Slide 20 - Tekstslide

Wat is homeostase?
A
een negatieve terugkoppeling van een regelkring
B
een positieve terugkoppeling van een regelkring
C
het in stand houden van een dynamisch evenwicht in het lichaam

Slide 21 - Quizvraag

In het hormoonstelsel is sprake van negatieve terugkoppeling. Wat is de functie van negatieve terugkoppeling?
A
Het meten van de omstandigheden in het externe milieu
B
Het meten van de omstandigheden in het interne milieu
C
Het stabiel houden van de omstandigheden in het externe milieu
D
Het stabiel houden van omstandigheden in het interne milieu

Slide 22 - Quizvraag

Wat hoort niet bij het inwendig milieu?
A
Bloedplasma
B
De binnenkant van je darmen
C
De binnenkant van je longen
D
Weefselvloeistof

Slide 23 - Quizvraag

Wat komt vaker voor?
timer
0:30
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling
C
Beide komen even vaak voor

Slide 24 - Quizvraag