KB3D, Schrijven overtuigende tekst + fictie, 03/10

Welkom BK3A!
Telefoon in de telefoontas?
Tas op de grond?
Wees stil, dan kunnen we beginnen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom BK3A!
Telefoon in de telefoontas?
Tas op de grond?
Wees stil, dan kunnen we beginnen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Uitleg overtuigende tekst
- Herhaling eindopdracht
- Aan de slag!


Slide 2 - Tekstslide

Een overtuigende tekst
Een overtuigende tekst is een tekst waarin de schrijver de lezer probeert te overtuigen van zijn/haar mening. Dit doet de schrijver met behulp van argumenten. 

Een overtuigende tekst heeft altijd een vaste opbouw. Deze opbouw houd je ook aan in je eindopdracht. 

Slide 3 - Tekstslide

Een overtuigende tekst
1. Je begint met een inleiding. Hierin vertel je kort wat je onderwerp is en geef je daarbij je standpunt (je mening). 

Het schoolleven van jongeren op de middelbare school draait tegenwoordig grotendeels om opletten in de les, huiswerk maken en leren voor toetsen. Dit vergt natuurlijk ook thuis tijd van de jongeren. Maar is het deel 'huiswerk maken’ wel relevant? Ik ben van mening dat deze school een huiswerkvrije school moet worden.  



Slide 4 - Tekstslide

Een overtuigende tekst schrijven
2. In het middenstuk zeg je argumenten. Gebruik voor elk argument een nieuwe alinea. Je kunt een argument duidelijker maken door een voorbeeld of uitleg te geven.
Om te beginnen, de jongeren die goed hun huiswerk maken besteden hier meestal veel tijd aan. Om die reden hebben ze dan minder vrije tijd. Te weinig vrije tijd kan leiden tot problemen. Zowel lichamelijke, sociale en geestelijke problemen. Onder vrije tijd vallen ook belangrijke dingen zoals sporten en hobby's, maar ook dingen als afspreken met vrienden. Dat is bijvoorbeeld een deel van de sociale ontwikkeling.  


Slide 5 - Tekstslide

Een overtuigende tekst schrijven
2. In het middenstuk zeg je argumenten. Gebruik voor elk argument een nieuwe alinea. Je kunt een argument duidelijker maken door een voorbeeld of uitleg te geven.

Daarnaast kan er ook veel stress ontstaan door het huiswerk. Stress kan verschillende dingen veroorzaken zoals slapenloosheid, paniekaanvallen, hoofdpijn en meer. Stress ontstaat bijvoorbeeld als er veel huiswerk gemaakt moet worden of als de jongeren het niet begrijpen. 




Slide 6 - Tekstslide

Een overtuigende tekst schrijven
3. In het slot schrijf je je conclusie. Vaak herhaal je in de conclusie kort je mening en je argumenten. 

Al met al ben ik van mening dat huiswerk maken niet nodig is als er goede maatregelen worden genomen voor tijdens de les. Dit zorgt voor meer vrije tijd en tijd voor andere belangrijke dingen voor de jongeren. Maar ook vermindert het de stress bij jongeren. Daarom vind ik dus dat deze school een huiswerkvrije school moet worden, voor het welzijn van de jongeren.  






Slide 7 - Tekstslide

Je eindopdracht
- Kies zelf een mening waarbij je drie argumenten benoemt. 
Of gebruik jouw mening over de verengelsing van de Nederlandse taal. 
- Gebruik minimaal 300 en maximaal 500 woorden. 
- Let op de alinea's. Je gebruikt 5 alinea's. 1 voor de inleiding, 3 voor de argumenten en 1 voor het slot. 
- Verduidelijk het onderwerp in je inleiding met een voorbeeld, een korte uitleg of een (grappig) verhaaltje.    

Slide 8 - Tekstslide

Wat als...
De komende periode gaan we het boek 'Wat als...' van Danielle Bakhuis lezen.

Dit boek lezen we gezamenlijk. 





Slide 9 - Tekstslide

Zelf aan de slag!
Wat? Maak opdracht 1, 2, 3 en 4 (blz. 164-167)
Hoe? We beginnen in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt hier 15 minuten de tijd voor.
Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag. 
Klaar? Ga dan lezen in je leesboek. 



timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide

Bedenk zelf een argument de mening: 'Paprika is een overbodige groente.'

Slide 11 - Open vraag

Bedenk zelf een argument bij de mening: 'Sociale media moet voor kinderen onder de 12 jaar verboden worden.'

Slide 12 - Open vraag

Lezen H1
Wat in een tekst belangrijk is, noem je hoofdzaken

- Hoofdzaken lees je vaak in de inleiding en in het slot
- Lees ook de eerste en laatste zin van elke alinea, want hierin staat meestal de belangrijkste informatie.
- De rest van de alinea is dan bijvoorbeeld een uitleg of een voorbeeld. 
- Ook tussenkopjes en anders gedrukte woorden helpen je om de hoofdzaken van een tekst te vinden.

Slide 13 - Tekstslide

Lezen H1
Het belangrijkste van een tekst kun je in één zin samenvatten.
Die ene zin noem je de hoofdgedachte

Om die zin te vinden, stel je de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd? 

Je vindt de hoofdgedachte vaak in de inleiding of in het slot van de tekst.





Slide 14 - Tekstslide

Lezen H1
Zo vind je de hoofdgedachte:
1. Bepaal het onderwerp van de tekst.
2. Geef in één zin antwoord op de vraag: Wat zegt de schrijver over het onderwerp? Noem in je zin in elk geval het onderwerp.




Slide 15 - Tekstslide

Tekstdoel en publiek 

Slide 16 - Tekstslide

Samen aan de slag!
Opdracht 4 (blz. 16) 

We maken de opdracht gedeeltelijk samen. Op deze manier leer je van elkaar. Daarbij komt dat wanneer je de tekst leest en hoort, je het vaak beter begrijpt. 

Slide 17 - Tekstslide

Wat als...
De komende periode gaan we het boek 'Wat als...' van Danielle Bakhuis lezen.

Dit boek lezen we gezamenlijk. 

Waar denken jullie dat dit boek over zal gaan?




Slide 18 - Tekstslide

  Pauze! 

Slide 19 - Tekstslide

Samen maken!
Opdracht 3 (blz. 14-15) 

We maken de opdracht samen. Je schrijft mee zodat het goed in jouw schrift staat! 

We maken vraag 2 t/m 8


Slide 20 - Tekstslide

Keuze A

Vind je Nederlands nog best moeilijk
Wat?: opdracht 5 (blz. 16 en 17)
Hoe?: zachtjes overleggen
Klaar? Laat je gemaakte werk aan mij zien. Ga daarna lezen in je leesboek




Keuze B

Vind je Nederlands best makkelijk?
Wat?: opdracht 4* & 5 (blz. 16 en 17)
Hoe?: probeer het eens alleen! Vraag daarna je buurman of buurvrouw.
Klaar?: Laat je gemaakte werk aan mij zien. Ga daarna lezen in je leesboek. 

timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide