KB3D, schrijven H5, 22/09

Welkom KB3D!
Boek, leesboek en pen?
Telefoon in de telefoontas?
Tas op de grond?
Wees stil, dan kunnen we beginnen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom KB3D!
Boek, leesboek en pen?
Telefoon in de telefoontas?
Tas op de grond?
Wees stil, dan kunnen we beginnen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Schrijven
- Uitleg schrijven
- Samen aan de slag!
- Zelf aan de slag
- Lezen in 'Wat als...'

Slide 2 - Tekstslide

Schrijven
De komende week gaan we aan de slag met schrijven. 

Waar denk je aan als we het over schrijven hebben?


Slide 3 - Tekstslide

Een overtuigende tekst schrijven
Wat denk je dat een overtuigende tekst is?


Slide 4 - Tekstslide

Een overtuigende tekst schrijven
Hoe schrijf je een overtuigende tekst?

1. Verdeel de tekst in in een inleiding, middenstuk en slot

2. Vertel in de inleiding wat het onderwerp is en geef daarover je mening. (Ik vind.... Ik denk... Volgens mij.... Ik ben van mening...)

3. In het middenstuk zeg je argumenten. Gebruik voor elk argument een nieuwe alinea. Je kunt een argument duidelijker maken door een voorbeeld of uitleg te geven.

4. In het slot schrijf je je conclusie. Vaak herhaal je in de conclusie kort je mening en je argumenten. 

Slide 5 - Tekstslide

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Mening
B
Argument

Slide 6 - Quizvraag

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in Den Bosch doorgaat, [want er wordteen erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 7 - Quizvraag

Wat doet een schrijver als hij als tekstdoel OVERTUIGEN heeft?
A
Hij legt uit en geeft vooral feiten.
B
Hij probeert je een mening te geven met argumenten.
C
Hij probeert je over te halen iets te gaan doen.
D
Hij schrijft een tekst die je voor de gezelligheid kunt lezen.

Slide 8 - Quizvraag

Ik denk niet dat de PvdA veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen, want ik denk dat veel kiezers erg tevreden zijn over het beleid van premier Rutte.

Wat is het argument?
A
Ik denk niet dat de PvdA veel stemmen zal krijgen bij de verkiezingen
B
Want ik denk dat veel kiezers erg tevreden zijn over het beleid van premier Rutte

Slide 9 - Quizvraag

Bedenk zelf een argument de mening: 'Paprika is een overbodige groente.'

Slide 10 - Open vraag

Bedenk zelf een argument bij de mening: 'Sociale media moet voor kinderen onder de 12 jaar verboden worden.'

Slide 11 - Open vraag

Bedenk een argument voor de stelling: Het maken van reclames voor alcohol moet worden verboden.

Slide 12 - Open vraag

Wat zou een goede stelling voor een overtuigende tekst kunnen zijn?

Slide 13 - Open vraag

Ik denk dat ik later er iets aan heb als ik goed kan argumenteren.
0100

Slide 14 - Poll

Samen aan de slag!
Opdracht 1 (blz. 122) 

Slide 15 - Tekstslide

Zelf aan de slag!
Wat? Maak opdracht 1 en 2.1, 2.2 en 2.3 (blz. 122-123)
Hoe? We beginnen in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt hier 15 minuten de tijd voor.
Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag. 
Klaar? Ga dan lezen in je leesboek. 



timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide

Wat als...
De komende periode gaan we het boek 'Wat als...' van Danielle Bakhuis lezen.

Dit boek lezen we gezamenlijk. 





Slide 17 - Tekstslide

Lezen H1
Wat in een tekst belangrijk is, noem je hoofdzaken

- Hoofdzaken lees je vaak in de inleiding en in het slot
- Lees ook de eerste en laatste zin van elke alinea, want hierin staat meestal de belangrijkste informatie.
- De rest van de alinea is dan bijvoorbeeld een uitleg of een voorbeeld. 
- Ook tussenkopjes en anders gedrukte woorden helpen je om de hoofdzaken van een tekst te vinden.

Slide 18 - Tekstslide

Lezen H1
Het belangrijkste van een tekst kun je in één zin samenvatten.
Die ene zin noem je de hoofdgedachte

Om die zin te vinden, stel je de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd? 

Je vindt de hoofdgedachte vaak in de inleiding of in het slot van de tekst.





Slide 19 - Tekstslide

Lezen H1
Zo vind je de hoofdgedachte:
1. Bepaal het onderwerp van de tekst.
2. Geef in één zin antwoord op de vraag: Wat zegt de schrijver over het onderwerp? Noem in je zin in elk geval het onderwerp.




Slide 20 - Tekstslide

Tekstdoel en publiek 

Slide 21 - Tekstslide

Samen aan de slag!
Opdracht 4 (blz. 16) 

We maken de opdracht gedeeltelijk samen. Op deze manier leer je van elkaar. Daarbij komt dat wanneer je de tekst leest en hoort, je het vaak beter begrijpt. 

Slide 22 - Tekstslide

Wat als...
De komende periode gaan we het boek 'Wat als...' van Danielle Bakhuis lezen.

Dit boek lezen we gezamenlijk. 

Waar denken jullie dat dit boek over zal gaan?




Slide 23 - Tekstslide

  Pauze! 

Slide 24 - Tekstslide

Samen maken!
Opdracht 3 (blz. 14-15) 

We maken de opdracht samen. Je schrijft mee zodat het goed in jouw schrift staat! 

We maken vraag 2 t/m 8


Slide 25 - Tekstslide

Keuze A

Vind je Nederlands nog best moeilijk
Wat?: opdracht 5 (blz. 16 en 17)
Hoe?: zachtjes overleggen
Klaar? Laat je gemaakte werk aan mij zien. Ga daarna lezen in je leesboek




Keuze B

Vind je Nederlands best makkelijk?
Wat?: opdracht 4* & 5 (blz. 16 en 17)
Hoe?: probeer het eens alleen! Vraag daarna je buurman of buurvrouw.
Klaar?: Laat je gemaakte werk aan mij zien. Ga daarna lezen in je leesboek. 

timer
10:00

Slide 26 - Tekstslide