Hormonen/diabetes

Spijsvertering 2
Korte herhaling van de functie van het spijsverteringskanaal;
Hormoonklieren bij spijsvertering;
Diabetes Mellitus.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
gezondheidsleerMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Spijsvertering 2
Korte herhaling van de functie van het spijsverteringskanaal;
Hormoonklieren bij spijsvertering;
Diabetes Mellitus.

Slide 1 - Tekstslide

Hoe zat het ook al weer:
Welke spijsverteringsorganen hebben wij?

Slide 2 - Woordweb

Spijsvertering (metabolisme)
Metabolisme bestaat uit anabolisme en katabolisme

Anabolisme: van kleine moleculen grote moleculen maken, bijv glycogeen uit glucose maken of vet uit vetzuren (kost energie)

Katabolisme: van grote moleculen kleine moleculen maken, bijv glucose uit glycogeen en vetzuren uit vet (levert energie)

Slide 3 - Tekstslide

Functie van het spijsverteringsstelsel
Opname van voedsel door de mond
Fijnmaken van het voedsel​ 
Vloeibaar maken van het voedsel​
Verteren​ van koolhydraten, vetten en eiwitten, inclusief spijsverteringsenzymen en ontstane verteringsproducten
Opname in het bloed van de bruikbare voedseldelen​ 
Verwijderen van de onverteerbare voedselresten uit het lichaam​ 
Afbraak van stofwisselingsproducten en vreemde stoffen (ontgifting)​ 
Stimuleren van het immuunsysteem en de productie van vitaminen door darmbacteriën

Slide 4 - Tekstslide

Lever
Ligt rechtsboven in de buikholte tegen het diafragma aan.​

Functies o.a.:​
  • Depot voor voedingsstoffen​
  • Galvorming​
  • Vorming van vitaminen​ 
  • Ontgiftende werking​
  • Vorming van antilichamen​
  • Regulering van de wateruitscheiding​
  • Bloedreservoir​

Slide 5 - Tekstslide

Galblaas
Gal is een uitscheidingsproduct van de lever dat een belangrijke rol speelt in de vetstofwisseling. 

De galafscheiding door de lever naar de galblaas is continu, hoewel ze toeneemt na het nuttigen van voedsel. ​

De uitscheiding van galsappen naar de darm vindt plaats onder invloed van het nuttigen van voedsel.

Slide 6 - Tekstslide

Dikke darm
Slokdarm
Lever
Dunne darm
Galblaas
Maag
Alvleesklier
Twaalfvingerige darm
Endeldarm
Wormvormig aanhangsel

Slide 7 - Sleepvraag

Hormoonklieren
 Hormonen, worden meteen door omringende bloedvaten opgenomen.​
De hormoonklieren zijn dus klieren met interne secretie (inwendige afscheiding). ​
Het kenmerkende van deze klieren is dus dat de hormonen ter plaatse meteen in het bloed worden opgenomen om daarna elders in het lichaam hun werking te kunnen uitoefenen.

Slide 8 - Tekstslide

Pancreas (alvleesklier)
De pancreas ligt achter en tegen de maag aan.​
Functie: produceert pancreassap en hormonen.​
Hormoonproductie in eilandjes van langerhans.​
Productie: Insuline en Glucagon ​
          Worden rechtstreeks aan bloed afgegeven​
Insuline zorgt voor omzetting van glucose in glycogeen​
           Hierdoor sterk bloedglucoseverlagende werking​
Glucagon doet het omgekeerde-> bloedglucoseverhogend

Slide 9 - Tekstslide

Bijnieren
Opgebouwd uit: ​
Bijnierschors:  aldosteron (natrium- en de kaliumuitscheiding) en cortisol​ (verhogen hartslag)
 Bijniermerg​: adrenaline. Heeft invloed op het gehele lichaam​ 

Actie hormonen bij alarmsituaties:​
Bloedglucose stijgt​, hartslag en ademhaling versnellen​, bloeddruk stijgt​ , werking van maagdarmkanaal wordt geremd​ 

Slide 10 - Tekstslide

Wat is interne secretie?
A
inwendige bloeding
B
inwendige afscheiding
C
inwendige werking
D
uitwendige organen

Slide 11 - Quizvraag

Welke werking hebben de bijnierhormonen op het maag/darmstelsel?
A
de werking van het maag/darmstelsel wordt gestimuleerd
B
de werking van het maag/darmstelsel wordt geremd
C
er is geen verschil op de werking van het maag/darmstelsel

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Video

Diabetes
DM type 1: Ontstaat vaak op jonge leeftijd​. Het lichaam maakt zelf geen insuline aan.​ Gevolg stijging bloedsuiker​. Zonder behandeling worden bloedsuikers steeds hoger met gevolg diabetisch coma​

DM type 2: Alvleesklier maakt wel insuline maar is vaak onvoldoende voor de situatie​:
Behoefte aan insuline is toegenomen omdat men te veel eet​
= overgewicht​ of vermindering insulineproductie (ouder worden)

Slide 14 - Tekstslide

DM1 verschijnselen
 Veel dorst en veel plassen​
Afvallen zonder dat daar een reden voor is​ 
Ziek en beroerd voelen​
Veel honger hebben, of juist helemaal niet​
Wazig zien​
Misselijk zijn of overgeven​


DM2 verschijnselen
Vaak dorst en veel plassen​
Veel moe zijn​ 
Last van ogen, zoals rode en branderige ogen, wazig zien, dubbel zien of slecht zien​ 
Slecht genezende wondjes​ 
Kortademigheid of pijn in de benen bij het lopen​ 
Infecties die vaak terugkomen, zoals blaasontsteking​

Slide 15 - Tekstslide

Welke verschillen zijn er tussen DM type 1 en DM type 2? Noem er 2.

Slide 16 - Open vraag

Wat is hypoglykemie?
A
laag bloedsuiker
B
hoog bloedsuiker

Slide 17 - Quizvraag

Hypo of hyper?
De hoeveelheid suiker in het bloed verandert steeds. Dat komt bijvoorbeeld door eten, drinken, bewegen, stress, emoties of een griepje. 

hypoglykemie = lage bloedsuikers (onder de 4 mmol/l)
hyperglykemie = hoge bloedsuikers (boven de 10 mmol/l)

Slide 18 - Tekstslide

HYPO symptomen:
zweten 
trillen 
duizelig zijn 
plotseling wisselend humeur 
ongeconcentreerd zijn 
hoofdpijn 
moe zijn 
hongerig zijn
HYPER symptomen:
veel plassen
veel dorst hebben en houden
vermoeid zijn
plotselinge humeurigheid, snel boos worden
misselijk zijn of overgeven
alles voelt vervelend

Slide 19 - Tekstslide

DM pte belt met klachten: dorstig, misselijk, moe. Waar denk jij aan?
A
hypoglykemie
B
hyperglykemie

Slide 20 - Quizvraag

Behandeling hypo
Een hypo gaat over als je snel iets zoets eet of drinkt (niet light). Bijvoorbeeld zes tot acht tabletten druivensuiker. ​
Duurt het nog een uur voordat je een maaltijd hebt? Eet dan alvast een boterham, wat biscuitjes of fruit.​ 

LET OP: In erge gevallen kun je flauwvallen bij een hypo. 

Slide 21 - Tekstslide

Behandeling hyper
Het lichaam wil zelf het teveel aan suiker in het bloed kwijtraken, door veel plassen. Veel blijven drinken (maar niets zoets!) helpt daarbij. ​
Beweging is goed, dan verbranden de spieren bloedsuiker. Als je insuline gebruikt, dan moet je meestal extra insuline bijspuiten.​ 

LET OP: Als de hyper steeds erger wordt, kun je flauwvallen of zelfs in coma raken. Bij een heel ernstige hyper heb je een diepe ademhaling en je adem kan naar aceton ruiken. 

Slide 22 - Tekstslide

Late complicaties DM 2
  • hart- vaatziekten
  • neuropathie (zenuwbeschadigingen)
  • nefropathie (verminderde nierfunctie)
  • retinopathie (beschadiging netvlies)
  • infecties

Slide 23 - Tekstslide

Meer info over diabetes:
diabetesfonds.nl
thuisarts.nl

en natuurlijk je literatuur van school :) 

Slide 24 - Tekstslide