3.3 Transport door celmembranen dl1

3.3 Transport door celmembranen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

3.3 Transport door celmembranen

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
- 3.3 Leerdoel 6; Membraantransport
- Oefenen
- Opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 3.3 
6. Je beschrijft verschillende manieren van membraantransport. 
7. Je verklaart de veranderingen bij een plantencel in een omgeving met een afwijkende osmotische waarde. 
8. Je verklaart de veranderingen bij een dierlijke cel die in een omgeving komt met een afwijkende osmotische waarde.
9. Je legt uit hoe osmose de houdbaarheid van voedsel kan verlengen. 

Slide 3 - Tekstslide

Bouw celmembraan

Slide 4 - Tekstslide

Fosfolipiden: hydrofiele kop (water aantrekkend) en een hydrofobe staart (waterafstotend).

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Diffusie
Kleine en vetoplosbare stoffen kunnen zonder hulp het membraan passeren.

Diffusie: Altijd van een hoge naar een lage concentratie.
Bijv. O2/ CO2 (longen, lichaamscellen) en testosteron (lichaamscellen).

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video


Geladen deeltjes en grote moleculen hebben een transporteiwit nodig.

Diffusie: Altijd van een hoge naar een lage concentratie.
Controle door openen/ sluiten eiwitpoorten (bijvoorbeeld glucosetransport na binding insuline).
Gefaciliteerd transport

Slide 10 - Tekstslide

Transport tegen de diffusierichting in (van laag -> hoog) kost altijd energie (= ATP): gaat via een speciaal transporteiwit.

Bijv. Na+/ K+ (zenuwcellen).
Controle door openen/ sluiten eiwitpoorten.
Actief transport

Slide 11 - Tekstslide

De vorm van transport helemaal links op het plaatje is...
A
Passief transport
B
Diffusie
C
Osmose
D
Actief transport

Slide 12 - Quizvraag

De middelste twee vormen van transport zijn...
A
Passief transport
B
Diffusie
C
Actief transport
D
Gefaciliteerde diffusie

Slide 13 - Quizvraag

De vorm van transport helemaal rechts op het plaatje is...
A
Passief transport
B
Diffusie
C
Actief transport
D
Gefaciliteerde diffusie

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

Hoe beïnvloed warmte de diffusiesnelheid?

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Link

Watertransport
Water kan deels via diffusie door het celmembraan heen. Dit is echter langzaam (door de hydrofobe binnenkant van het membraan).
Snel watertransport kan via een waterkanaal (transporteiwit).
Het proces van watertransport over een semipermeabel membraan heet osmose.

Slide 18 - Tekstslide

Osmose
Hoeveel water zich verplaatst wordt bepaald door de osmotische waarde aan beide zijden van het membraan.
Osmotische waarde: hoeveelheid opgeloste stoffen in het water.
Hoge osmotische waarde: veel opgeloste stoffen.
Lage osmotische waarde: weinig opgeloste stoffen.
Water stroomt van een lage -> hoge osmotische waarde.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Slide 21 - Tekstslide

Endocytose:
opnemen van grote partikels, deeltjes die het membraan niet kunnen passeren (ijzerionen, grote vetachtige stoffen).
Na binding aan een receptor.

Slide 22 - Tekstslide

Exocytose: 
Afgeven van een stof in een blaasje aan de buitenwereld van een cel.
Wordt ook gebruikt om receptoren aan de buitenkant van het membraan te krijgen.

Slide 23 - Tekstslide

Aan de slag!
- Maken 3.3 opdrachten leerdoel 6
timer
15:00

Slide 24 - Tekstslide