1 in tweetallen (Hoe?)
2 nog steeds (Wanneer?), met de hand (Hoe?)
3 Door de dichte mist (Waardoor?)
4 ooit (Wanneer?), in de duinen (Waar?)
5 In Amerika (Waar?), uit de gevangenis (Waaruit?), via een zelfgegraven tunnel (Hoe?)
6 altijd (Wanneer?), met de trein (Hoe?), naar Schiphol (Waarheen?)